654 19 DECEMBER 1921. De heer BOSSERS begrijpt niet goed, waarvoor wij een scheidsgerecht noodig hebben, spr. vindt dat een noode- looze geschiedenis, want, wanneer een werkman gestraft of ontslagen wordt, geschiedt dit niet dan nadat de zaak vooraf behoorlijk onderzocht en overwogen is. Acht men echter het scheidsgerecht toch noodig, dan zou spr. een bepaling in het reglement willen opnemen, dat een werkman, die een beroep daarop doet, heeft bij te dragen in de kosten van de procedure. De VOORZITTER merkt op, dat het thans niet gaat over het Werkliedenreglement in zijn geheel, doch alleen over enkele wijzigingen, welke er voornamelijk in verband met het inwerkingtreden van de Arbeidswet 1919 in aan gebracht moeten worden. De heer SCHRAUWEN wijst er op, dat in het nieuwe art. 25, 4e alinea, onder b. staat, dat de werklieden voor werkuren op Zondag 100 krijgen van het 1/45 van het gewone loon, d. i. dus het gewone uurloon, terwijl zij volgens de 2e alinea, sub. c. van hetzelfde artikel voor overuren op Zondag het dubbele uurloon genieten. Wanneer men de menschen dus nu in plaats van in de week op Zondag laat werken, ontvangen zij daarvoor slechts het gewone loon. De VOORZITTERNeen, zij krijgen altijd het dubbele loon voor werkuren op Zondag. In art. 25, 2e alinea, sub. c. worden alleen bedoeld de uren, welke zij boven den we- kelijkschen werktijd van 45 uur op Zondag arbeiden, terwijl het in de 4e alinea, sub. b van dat artikel de uren betreft, welke zij niet boven den wekeüjkschen werktijd op Zondag werken, zoodat zij in het laatste geval het gewone weekloon ontvangen en bovendien nog zooveel uurloonen als zij op Zondag hebben gewerkt. De heer SCHRAUWEN meent, dat in deze regeling toch nog een addertje onder het gras schuilt, n.l. de heeren Di-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 654