19 DECEMBER 1921.
665
z.i. is het beter daarvoor het belastbaar inkomen te nemen,
daar dan rekening gehouden wordt met de grootte van het
gezin. Voorts zou spr. meer verband willen leggen tusschen
de schoolgeldheffingen der verschillende inrichtingen van
onderwijs, opdat aftrek van schoolgeld ook plaats hebbe,
wanneer verschillende kinderen uit één gezin diverse inrich
tingen van onderwijs bezoeken. Zooals de voorgestelde rege
ling thans luidt, moet, indien uit één gezin een kind op de
lagere school is, één op de Ambachtsschool, één op het
Gymnasium en één op de Handelsavondschool, voor ieder
kind het volle schoolgeld betaald worden, terwijl volgens
spr. de geest van de nieuwe schoolgeldregeling juist is om
in zoodanige gevallen reductie te geven. Hij zou derhalve
een wijziging in dien zin in overweging willen geven.
De heer HAALMAN wijst er op, dat dit laatste absoluut
onmogelijk is, daar art. 66 der Lager-Onderwijswet slechts
spreekt van scholen van dezelfde soort.
Wat de opmerking van den heer H o r n i x over het zuiver
inkomen betreft, Gedeputeerde Staten dringen er in hun
circulaire namens den Minister op aan, niet het belastbaar,
doch het zuiver inkomen als basis voor de schoolgeldheffing te
nemen. Ten slotte zegt spr., dat de raadsleden den inhoud
van de amendementen-C e r u 11 i niet kennen hij acht het
daarom een bezwaar de verordeningen thans te behandelen,
tenzij die amendementen van zeer eenvoudigen aard zijn.
De VOORZITTER noemt de opmerking van den heer
Haaiman, nl. dat de wensch van den heer H o r n i x
niet voor verwezenlijking vatbaar is, volkomen juist. Alleen
ware deze misschien voor wat betreft de schoolgeldregeling
van de Ambachtsschool wel in vervulling te brengen, doch
spr. komt, hetgeen de heer H o r n i x verlangt, wat vèrge-
zocht voor. Wanneer men de kosten van het onderwijs ziet
tegenover het schoolgeld, dan behoeft men er waarlijk niets
af te doen,