ig DECEMBER 1921.
667
Alsnu wordt overgegaan tot de afzonderlijke be
handeling der onderscheidene ontwerp-verordeningen.
Verordeningen op de heffing en invorde
ring van schoolgeld voor het Gymnasium.
De heer CERUTTI verklaart, zijn amendementen niet
vroeger te hebben kunnen indienen. Spr. wil zijn amende
ment op art. 4 van deze heffingsverordening ook op de
overige scholen van toepassing doen zijn.
De VOORZITTER doet voorlezing van de amendementen
van den heer C e r u t c i, luidende als volgt
Art. 4.
te doen luiden als volgt
,,Als inkomen bedoeld in art. 3 wordt beschouwdhet
„zuiver inkomen als bedoeld in Hoofdstuk II der wet op de
„Rijksinkomstenbelasting 1914, vermeld op het laatstelijk
„vastgesteld kohier der Rijksinkomstenbelasting of het door
„Burgemeester en Wethouders geschatte zuiver inkomen".
Art. 8.
als Slot-alinea aan dit artikel toe te voegen
„Voor leerlingen, niet vallende onder die bedoeld in letter
„a. van artikel 7 bedraagt het Schoolgeld anderhalf maal
„het bedrag in alinea 1 van dit artikel aangegeven".
Art. 9.
als 2e alinea aan dit artikel toe te voegen
„Als leerlingen uit hetzelfde gezin worden beschouwd
„kinderen of stiefkinderen van het hoofd van het gezin".
Art. 16.
In art. 16 en ook in art. 10 der verordening op de in
vordering van deze heffing de dagteekening van in werking
treding in plaats van op 1 Juni te stellen op 1 September.