668 19 DECEMBER 1921. De heer HAALMAN vindt dat geen behandeling van een verordeningde Raad kan zonder eenige toelichting geen goed denkbeeld krijgen omtrent de strekking van deze amendementen. De VOORZITTER noodigt den heer F e b e r uit de amen dementen nader toe te lichten. De heer FEBER verklaart, dat het College deze amende menten, behoudens eenige kleine wijzigingen, gerust kan overnemen en licht ze daarop nader toe. Spr. vindt het ook beter den aanslag in de Rijksinkomstenbelasting als grondslag van de heffing te nemen, daar men b.v. iemands aanslag in den hoofdelijken omslag der gemeente Teteringen niet spoedig genoeg kan weten. Vervolgens is spr. het ook eens met het voorstel om toehoorders van buiten, evenals leer lingen, welke buiten de gemeente wonen, anderhalf maal het schoolgeld te laten betalen. Met de voorgestelde aanvulling van art. 9 door daarin een definitie te geven, wie als leer lingen uit één gezin zullen worden beschouwd kan spr. zich vereenigen. Echter niet met het voorstel om in art. 16, alsmede in art. 10 der invorderingsverordening, de dagtee- kening der inwerkingtreding in plaats van 1 Juni op 1 Sep tember te stellen. Het College wil de verordeningen laten ingaan op 1 Juni om nog een half jaar volgens de nieuwe schoolgeldregeling te kunnen innen om aan het bezwaar van den heer C e r u 11 i tegemoet te komen, zou aan art. 6 kunnen worden toegevoegd, dat het heffingsjaar de eerste maal ingaat met 15 Juni. De heer CERUTTI In beide verordeningen staat thans, dat het heffingsjaar ingaat met 1 September. Wanneer wij echter eerder vruchten van deze nieuwe regeling kunnen plukken, laten wij dan de inwerkingtreding stellen b.v. op 1 April. De heer FEBER meent, dat 1 Maart beter ware, doch dat is te vroeg, omdat de verordeningen dan misschien nog

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 668