19 DECEMBER 1921. 669 niet zijn goedgekeurd. Spr. merkt voorts op, dat de wijzi gingen, betreffende het zuiver inkomen en de definitie van leerlingen uit hetzelfde gezin, niet alleen gelden voor de schoolgeldregeling van het Gymnasium, doch ook in de andere voorgestelde schoolgeldregelingen dienen te worden aangebracht. Daarop wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behandeling der heffingsverordening. Artikel 4. De VOORZITTER geeft in overweging, daarin de door den heer C e r u 11 i aangegeven wijziging aan te brengen. Daartoe wordt besloten. IC Artikel 7. De heer KORTEWEG acht het onbillijk, dat iemand met f 15000 inkomen en meer slechts f 300,schoolgeld behoeft te betalen. De heer HAALMAN meent, dat men de grens van f 300 niet moet te boven gaan. De heer KORTEWEG vindt, dat tot minstens f 25000 kan worden doorgegaan met het schoolgeld in evenredigheid met het inkomen te verhoogen. De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders een en ander in overweging hebben genomen. De heer KORTEWEG merkt op, dat als die menschen hun kinderen op een kostschool doen, de kosten toch nog meer zouden bedragen. De VOORZITTER Burgemeester en Wethouders hebben gemeend het bij een maximum van f 300 schoolgeld te moeten laten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 669