tg DECEMBER 1921. gerichte vragen in zake de wachtgeldregeling bij de Kwatta- fabriek, de zaak op zijn kop wordt gezet. Hierin geeft n.l. het gemeentebestuur te kennen steun aan de wachtgeldrege ling te zullen verleenen, indien de Minister voorgaat. Deze zal echter juist een bijdrage verstrekken, als de gemeente het zou doen. Spr. wijst in dit verband op het raadsbesluit van 25 Februari j.l. de Minister weet waarschijnlijk niet dat dit besluit is genomen. De VOORZITTER is van meening, dat het belang van het Rijk in deze overwegend is, Wij zijn wel geneigd steun aan de wachtgeldregeling te verleenen, doch hebben enkele vragen tot den Minister gericht, waarover wij diens meening wenschen te weten. Het antwoord daarop moet worden af gewacht. 6. De heer MEIJVIS vraagt of het aan Burgemeester en Wethouders bekend is, dat dezer dagen door den opzichter van Openbare Werken het lossen van een schip met steenen is uitbesteed aan werklieden, buiten de gemeente Breda woonachtig. De VOORZITTER zegt onderzoek toe en verzoekt in het vervolg dergelijke vragen schriftelijk bij Burgemeester en Wethouders in te dienen. 7. Den heer HAALMAN spijt het, dat op deze agenda niet het prae-advies voorkomt op zijn in de vorige vergade ring ingediend voorstel in zake cokesverkoop tegen vermin derden prijs aan werklooze ingezetenen dezer gemeente. Als daarmede lang wordt gewacht, zal zijn voorstel niet meer het effect sorteeren, dat spr. gehoopt had er mede te bereiken, n.l. dat die mènschen er dezen winter nog van hadden kun nen profiteeren. De VOORZITTER deelt mede, dat het advies van den Directeur der Lichtbedrijven omtrent het voorstel van den heer Haaiman juist heden is ingekomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 681