690 29 DECEMBER 1921. Feber en den heer P. Haaiman, ter benoeming tot lid dier commissie de volgende dubbeltallen aan 1. Mevr. I. E 1 i c h-F e b e r, aftredend lid, 2. C. L. A. M. v a n G i 1 s. 1. P. H a a 1 m a n, aftredend lid, 2. T h. N e v e. De VOORZITTER zegt, dat bij de huidige samenstelling van de commissie 5 Roomsch-Katholieken en 5 van an dere richting de moeilijkheid wordt gevoeld, dat deze sterk afwijkt van de samenstelling der bevolking. Nu doet zich der halve de vraag voor, hoe te handelen bij de vacature ontstaan door de periodieke aftreding van den heer Haaiman. Het College wenscht eenerzijds te bevorderen, dat de com missie meer de afspiegeling zij van de bevolking, anderzijds wijkt het niet gaarne af van de voordracht der commissie en erkent het ook ten volle de verdiensten van den heer Haaiman. Het lijkt daarom Burgemeester en Wethouders het beste het aantal commissie-leden uit te breiden tot het wettelijk maximum van 15. Spr. doet daarop voorlezing van het voorstel en voegt er nog aan toe, dat de uitbreiding van het aantal leden voor de commissie een vergemakke lijking van hare werkzaamheden beteekent, omdat thans voor het schoolbezoek zeer weinig leden overblijven. De heer HAALMAN begint met de verwachting uit te spreken, dat, wanneer hij over deze zaak hier het woord voert, men zal willen begrijpen, dat hij zulks niet doet als aftredend commissielid, doch als voorzitter van de raadsfractie der S. D. A. P. Voorts zegt spr., dat het hem verwondert, dat dit stuk gisteravond nog niet in de leeskamer ter kennis neming was nedergelegd en leidt hieruit af, dat zich ver moedelijk moeilijkheden bij deze kwestie hebben voorgedaan. Spr. 's fractie erkent, dat de commissie niet voldoet aan de eischen van evenredige vertegenwoordiging. De schuld ligt echter in deze niet bij den Raad, doch treft het College

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 690