29 DECEMBER 1921. 691 van Burgemeester en Wethouders, daar dit indertijd bij de voordracht geen rekening heeft gehouden met den billijken eisch van zijn fractie om ook een zetel aan een sociaal democraat toe te wijzen. Spr. en zijn partijgenooten hebben gemeend en het doet hen aangenaam aan, dat het Col lege dezelfde meening blijkt te zijn toegedaan dat de beste oplossing van deze kwestie zou zijn om het aantal leden der commissie uit te breiden tot 15, waarbij ook de Katholieken gelegenheid wordt gegeven het rechtmatig aantal zetels in te nemen, waarop zij ten volle aanspraak mogen maken. De heer CERUTTI meent uit dit voorstel begrepen te hebben, dat, wanneer de wet deze uitbreiding niet toeliet, het College dan niet de aftredenden zou hebben aanbevolen. Spr. zal echter het voorstel steunen. De VOORZITTER zegt, dat men het voorstel moet nemen, zooals het daar ligt. De heer CERUTTI merkt nog op, dat bij de vorige be noeming van commissieleden de heer Pas, hoofd der M. U. L. O.-school, slechts 5 stemmen kreeg. De VOORZITTER verklaart, dat Burgemeester en Wet houders hun best hebben gedaan om een goede verdeeling der zetels te verkrijgen en hoewel zij daarbij niet te doen hadden met de politieke partijen, hebben zij desondanks toch pogingen aangewend om personen van verschillende politieke richtingen op de voordracht te plaatsen. De voorgestelde wijziging der verordening, regelende de inrichting en de samenstelling van de commissie van toe zicht op het lager onderwijs, wordt daarop zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Alsnu wordt overgegaan tot stemming ter voor ziening in de beide vacatures.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 691