6g6
29 DECEMBER 1921.
De VOORZITTER is van meening, dat niet in het debat
gebracht moet worden of de betrokkene tevreden is met de
behandeling. Al was dit niet zoo, dan moest in deze toch
volgens den regel van recht en billijkheid gehandeld worden
en mocht van het maken van een uitzondering geen sprake zijn.
De heer HAALMAN wil even de aandacht vestigen op
datgene, waarom het hier eigenlijk gaat, n.l. of de heer
Kriens een voortdurend belangrijk nadeel zal ondervinden,
wanneer hij met 1 Januari a.s. gepensionneerd wordt. Omdat
dit thans nog een open vraag is, heeft de heer Hornix
voorgesteld om den heer Kriens tot 1 Juli as. in dienst
te houden. Als de pensioencijfers door den Voorzitter
genoemd juist zijn, loopen die bedragen weinig uiteen, doch
het is nog de vraag of dat verschil inderdaad zoo gering is.
Het zou z.i. zeer onbillijk zijn de heer Kriens dat risico
te laten loopen. Spr. wil daarom, evenals de heer Cerutti,
den heer Kriens een pensioen overeenkomstig de gunstigste
bepalingen der nieuwe pensioenregeling waarborgen, hetgeen
verkregen kan worden door dezen bij wijze van een aanvul
lingspensioen het verschil uit te keeren. Wij moeten ernstig
onder de oogen zien of er maatregelen kunnen worden ge
troffen om te voorkomen, dat den heer Kriens voor zijn
geheele verdere leven een onrechtvaardigheid wordt aangedaan.
De VOORZITTER komt op tegen de opvatting, dat den
heer Kriens door hem thans te pensionneeren een onrecht
vaardigheid zou worden aangedaan. Waar zou het heen
moeten, als wij ons bij ieder soortgelijk geval moesten af
vragen wanneer zullen wij den betrokkene ontslaan, opdat
hij op de meest voordeelige wijze gepensionneerd worde
De heer HORNIXU vergeet, dat bij de opheffing van
het Stedelijk Muziekkorps in principe is aangenomen, dat
de heer Kriens daarvan geen nadeelige gevolgen mag
ondervinden. Voorts meent spr., dat de heer Kriens
onder de nieuwe Pensioenwetgeving 70% van zijn pensioen-