6 27 JANUARI 1921. van het werkliedenreglement behoort spoedig een feit te zijn, de belasting-heffing zal aan nadere overweging moeten worden onderworpen, nu de wet eenige nieuwe gezichts punten heeft geopend, 's Rijks wetgeving zet ons aan nieu wen arbeid op het gebied van het onderwijs en op dat van de keuring van waren, waarvoor Breda als centrale gemeente is aangewezen. Als geen onverwachte beletselen of vertraging zich voor doen zullen aan het einde van dit jaar eene nieuwe school voor het uitgebreid lager onderwijs, een nieuwe Tolbrug, een gebouw voor de keuring van waren, een machtig ruiter standbeeld van den Koning-Stadhouder Willem III den voorbijganger verkondigen, dat de Bredasche Raad voor de volksontwikkeling, voor het verkeer, voor de gezondheids belangen, voor historie en kunst open oog en hart geeft. Naast dit, wat men ziet, is er zeer veel, dat niet in het oog springt, doch evenzeer van het gemeentebestuur de voortdurende aandacht vraagt. Moge het aan het gemeentebestuur gegeven zijn, aan het slot van het aangevangen jaar te constateeren, dat 1921 niet vruchteloos, integendeel zeer vruchtdragend is geweest. Gods zegen moge mijne wenschen voor U en de burgerij vergezellen. Ik wil dit woord niet eindigen zonder hierbij mijnen harte- lijken dank te brengen aan allen in en buiten den Raad, die mij bij de jaarswisseling van hun gewaardeerde belang stelling deden blijken. De heer LIJDSMAN dankt namens den Raad den Voorzitter voor diens goede wenschen en het gegeven overzicht der tot stand gebrachte en nog tot stand te brengen gemeente zaken. Voor den Raad ligt hierin een aanleiding tot groote dankbaarheid jegens den V oorzitter. Spr. geeft de ver zekering, dat de Raad in alles met den Voorzitter zal samenwerken waar dit tot heil der gemeente zal strekken. Voorts hoopt spr. dat de Burgemeester nog lang aan het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 6