29 DECEMBER 1921. 709 hebben vastgelegddeze nota kon niet behandeld worden in de Memorie van Antwoord. 3". Een nota van het Depar tement Breda der Nederlandsche Maatschappij voor Nijver heid en Handel Spr. merkt hierbij op, dat het niet de be doeling kan zijn geweest, dat door den Raad uitvoerig op die nota worde geantwoord, doch de opmerkingen daarin vervat kunnen er toe leiden, dat zij in de behandeling wordt betrokken. Vervolgens opent spr. de algemeene beschou wingen. ALGEMEENE BESCHOUWINGEN Centraal Rapport. In een der afdeelingen meende een der leden de alge meene beschouwingen te moeten openen met eene, zij het korte, bespreking der politieke situatie in den Raad. Hij meende te moeten releveeren, hetgeen reeds een vorig jaar door hem was gezegd, n.l. dat hij het betreurde, dat het College van Burgemeester en Wethouders zoo dikwijls zijne voorstellen zag verwerpen of andere voorstellen aannemen, die niet de instemming van het College haddenen hij meende dit te moeten wijten aan het feit, dat de verhouding in het College van Burgemeester en Wethouders niet eene afspiegeling was van de politieke verhoudingen in den Raad. Wat de laatste politieke verhoudingen betreft, meende hij te moeten opmerken, dat zijne vroegere bewering hoe langer hoe meer werd bevestigd n 1. dat in elk politiek lichaam en dus ook in den Raad van Breda de groote scheidings lijn meer en meer liep tusschen democratie en conservatisme en dat ook in den Raad van Breda in tal van gevallen de democraten van alle richtingen één lijn vormden tegen de conservatieven van verschillende richting en dat de demo cratische gevoelens, die zeer zeker bestaan bij een deel der afgevaardigden der officieele R.K. Partij, practisch ertoe hadden geleid, dat meermalen samenwerking ontstond tus schen deze groep en sprekers fractie. Hij was overtuigd, dat hier evenals in andere landen en evenals in reeds tal van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 709