712
29 DECEMBER 1921.
achterwegealleen wenschte hij te weten of het geheele
College van Burgemeester en Wethouders instemde met de
bekende nota en of dit op dit oogenblik nog het geval was.
Vervolgens kwam hij tot den toestand der gemeente-finan-
ciën en het, thans op ieders lippen liggende woord bezui
niging. Hij was van meening getoond te hebben voorstander
van bezuiniging te zijn, althans waar dit mogelijk is, en het
deed hem nog altijd leed, dat de Raad, zijn indertijd gedaan
voorstel tot het aanstellen van een bezuinigingsinspecteur
niet had aanvaard. Bezuiniging, aldus de spreker, zou op tal
van posten zeer goed mogelijk zijn en om slechts één enkel
voorbeeld te geven, meende hij te mogen noemen de diverse
posten drukwerken, kantoorbehoeften, schrijfbehoeften, leer
middelen, enz. enz., welke thans voor elk bedrijf of tak van
gemeentedienst afzonderlijk worden aangeschaft en waarvoor
een bedrag van ongeveer f 30.000,bij diverse posten op
de begrooting was uitgetrokken. Bij algeheele centralisatie
en vooral ook normalisatie zou zeer zeker aanmerkelijk be
zuinigd kunnen worden.
Ook meende hij, alhoewel hij hiertoe slechts noode zou
willen overgaan, dat ook bezuinigd zou kunnen worden
op de begrooting der beplantingen etc., want in elk geval
was dit toch een soort luxe en geen strikte noodzakelijkheid
en bezuiniging, waar mogelijk, zou bovenal geboden zijn,
omdat Breda zeer waarschijnlijk voor meerdere posten zooals
volkshuisvesting, werkloosheidszorg, werkverschaffingen andere
sociale maatregelen veel grootere bedragen noodig zou hebben
dan daarvoor op de begrooting waren uitgetrokken.
<r
Bovenal de woningnood eischte naar zijne meening drin
gende voorziening en alhoewel hij zich niet ontveinsde, dat
deze aangelegenheid de volle aandacht had van het College
van Burgemeester en Wethouders meende hij toch bij dezen
noodtoestand deze belangrijke aangelegenheid niet geheel
onbesproken te mogen laten. In dit verband meende hij te
moeten herinneren aan de nota van Burgemeester en Wet-