29 DECEMBER 1921.
713
houders in November 1920 gezonden aan Zijne Excellentie
den Minister van Oorlog en de aandacht te vestigen op de
daarin vervatte cijfers.
1 November 1920 waren in onze gemeente 5600 woningen,
waarvan geschikt voor bewoning 5390. We mogen dus veilig
aannemen, dat toen de andere 291 voor bewoning onge
schikte woningen nagenoeg alle bewoond werden en zelfs
meermalen door meer dan één gezin.
Het aantal gezinnen, aldus de nota van Burgemeester en
Wethouders, bedroeg op 1 October 1920 6145 en stelt men
het surplus op 3 °/0 dan was er toen een tekort van 1020
woningen. „Volkshuisvesting" had nog onderhanden 168 wo
ningen, waarvan echter 68 afgaan, die in de plaats komen
voor andere die zullen verdwijnen. „St. Jozef" had er onder
handen 206 en sindsdien werden voltooid 12 middenstands
woningen, samen dus 318. Wij hebben nu December 1921
en schatten wij de toename van het aantal gezinnen op 150,
wat zeker niet overdreven is, dan gaat van het woning
tekort af 318150 168 woningen en hebben wij dus
nu nog een tekort van 852 woningen, terwijl er nog niet
het minste vooruitzicht bestaat, dat dit tekort ook maar
eenigszins noemenswaard zal worden ingekrompen.
Bovendien was het vooruitzicht op flinken woningbouw
aanmerkelijk verminderd doordien de Regeering hare finan-
cieele hulp tot een aanmerkelijk lager cijfer had teruggebracht
en heeft de Minister aan de Kamer medegedeeld, dat hij
voor het jaar 1922 voor het geheele land niet meer beschik
baar zal stellen dan f 80.000 000,
Breda echter had alle reden te mogen verwachten door
den Minister flink te worden geholpen, daar onze gemeente
slechts zeer weinig had kunnen profiteeren van de gunstige
bepalingen, die tot dusver hadden gegolden en de nog altijd
aan het woord zijnde spreker meende met nadruk het Col
lege van Burgemeester en Wethouders te moeten verzoeken
toch vooral de noodige gegevens te verzamelen, opdat zoo