29 DECEMBER 1921. 725 in een rapport over de begrooting, ons toegezonden door de afdeeling Breda van de Maatschappij van Nijverheid en Handel; een rapport, Mijnheer de Voorzitter, waaraan ik straks gaarne een enkel woord zal willen wijden. Wanneer ik het woord gevraagd heb om algemeene be schouwingen te houden, dan deed ik dat met te meer ge noegen, wijl, naar mijne meening, de jaarlijksche behandeling der begrooting de aangewezen en feitelijk ook de éénige gelegenheid is om verschillende zaken, die zoowel direct als indirect het gemeentebelang raken, aan te roeren. Onder werpen, Mijnheer de Voorzitter, die gewoonlijk niet of althans zeer moeilijk gedurende de rest van het jaar ter sprake kunnen worden gebracht. Nu is door U, Mijnheer de Voorzitter, wel eens be weerd, dat bij de begrooting diverse aangelegenheden werden besproken, welke evengoed 3 maanden tevoren een onder werp van bespreking hadden kunnen uitmaken, wijl zij geen of gering verband hielden met de te behandelen begrooting. Nochtans ben ik en blijf ik van oordeel, dat, indien bij eene andere gelegenheid die zaken hier waren aangeroerd, door U en dat zeer terecht zou zijn opgemerkt„het ware beter die zaken te behandelen bij de begrooting". Immers, in een der laatste raadsvergaderingen gaaft U nog een der gelijk bescheid aan ons medelid den heer Kluft, toen deze hier ter sprake bracht de houding van den Wethouder van financiën, den heer Feber, aangenomen in eene vergadering van de Maatschappij van Nijverheid en Handeleene houding en eene vergadering, Mijnheer de Voorzitter, die ik straks het genoegen zal hebben nog wat nader te bekijken. Na deze opmerkingen, die ik meende a priori te moeten maken, wensch ik thans in de allereerste plaats te bespre ken de verhouding tusschen het College van Burgemeester en Wethouders en den Raad. Ik blijf van meening, dat deze verhouding onjuist mag worden genoemd. Wat is het geval r Het is ten eenenmale toch een niet te loochenen feit, dat tegenover een Raad, waarvan eene meerderheid in uitge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 725