728 29 DECEMBER 1921. V oorzitter, toon ik nogmaals aan, dat het voor ons geen uitgesproken behoefte is om deel uit te maken van het College van Burgemeester en Wethouders, maar dat wij bereid zijn, ieder College van Burgemeester en Wethouders ook al zijn wij daarin niet vertegenwoordigd te steu nen, dat in democratische richting wil gaan en dat aan den Raad goede sociale maatregelen wil voorstellen, sociale maat regelen, die ongetwijfeld straks door mij niet zullen worden vergeten. En nu de politieke verhoudingen in den Raad zelve. Na hetgeen ik hierover het vorig jaar hier heb gezegd, kan ik ditmaal bijzonder kort zijn. Nog altijd acht ik de eenig juiste oplossing een samengaan van de democraten van alle rich tingen eenerzijds, tegenover een gezamenlijk optreden van de conservatieve vogels van diverse pluimage" anderzijds eene samenwerking waartoe, n'en déplaise het artikel in het Dagblad van Noordbrabant van gisterenavond in de allereerste plaats de Katholieken en de Sociaal-Democraten geroepen zullen zijn, op grond van het feit, dat hunne pro grams inderdaad elkaar zeer nabij komen. Waarom zou met eerbiediging van eikaars principes, waar die inderdaad verschillen samenwerking ten opzichte van zaken, waar over men het volkomen eens is, onmogelijk zijn Mijnheer de Voorzitter, ik ben overtuigd, dat de politieke ontwikkeling der eerstkomende jaren ons zekerlijk die samenwerking zal brengen. Zien wij rondom ons, ja zelfs reeds in ons eigen land, die samenwerking niet meer en meer tot stand komen Zij het, dat de tijd daarvoor thans nog niet is aangebroken, ook in dezen Raad zal de ontwikkeling der politieke situatie aldus geschieden. Rustig zal door ons die lijd worden afge wacht. Nochtans, gedachtig aan het spreekwoord dat de natuur boven de leer gaat, hebben in tal van gevallen de democratische elementen der overzijde en wij elkaar al reeds gevonden en ook in de naaste toekomst zal zulks nog wel menigmaal het geval zijn. Zien wij het niet zoo duidelijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 728