29 DECEMBER 1921.
dat zulks louter politiek was. De heer F e b e r, die weet
dat hij bij de partij, die hem in 1919 hierheen afgevaardigde,
thans wel niet meer zal behoeven aan te kloppen, wil toch
met alle geweld in 1923 hier weer terug keeren en dan wel
het liefst als wethouder. Om daartoe te geraken, heb je
tegenwoordig zoo iets als kiezers noodig. Welnu, de heer
Feb er is in die vergadering van de Maatschappij van Nijver
heid zijn verkiezingscampagne alreeds begonnen. De heer
Feber kent zijn Pappenheimers. Onthoudt het maar eens,
daaruit wordt de bezuinigingspartij geboren met in 1923 den
heer Feber als eersten candidaat. Nu, dat kiezerskorps gunnen
wij den heer P"eber van harte. Maar nu is in die vergadering
bovendien gesproken over den Raad van Breda en daarom,
Mijnheer de Voorzitter, zal ik ook daarbij even moeten
stilstaan. De heer Asselbergs, dien wij in de laatste
weken geregeld met het pak begrootingen onder zijn arm
door Breda hebben zien wandelen, maar nog meer auto-en,
heeft claar het woord gevoerd en wat heeft hij zoo al gezegd?
Hij begon met hulde te brengen aan den heer Feber -
nu die hulde gunnen wij hem ook maar de heer Assel
bergs sprak direct daarna over de uitgaven, die bij de
Standbeeldfeesten heel wat minder hadden kunnen zijn. Wie
was het nu, Mijnheer de Voorzitter, die hier tegen de
ongemotiveerd hooge uitgaven, zooals blijkt voor enkele
uren ruim f 8000 heeft gepleit Was dat de groote
bezuiniger de heer Feber? Neen, Mijnheer de Voor
zitter, de heer Feber heeft gezwegen in alle talen. Het
was de sociaal-democraat, die zijn stem verhiefmaar deze
is niet belust op de hulde der Asselbergen. De heer
Asselbergs heeft verder den heeren angst en schrik op
het lijf gejaagd met mede te deelen, dat weldra minstens
60 °/0 van het inkomen let wel minstens 60 zou
worden opgeëischt aan belastingen d.w.z. van de inkomens
der Asselbergen c.s. Nu heeft de Regeering, die er
ook wel iets van weten kan, in de nota van antwoord op
het voorloopig verslag der Tweede Kamer, deze aangelegen-