29 DECEMBER 1921.
733
reactie op te heffen tegen de sociale maatregelen dezer Re
geering en van den R. K. Minister Aalberse in het bij
zonder. Deze zal het wel prettig vinden, dat het juist de
Kamers van Koophandel in het katholieke N.-Brabant moesten
zijn met onze Bredasche aan het hoofd die hem op
deze wijze zouden aan neen juister afvallen.
Niet zonder „Schadenfreude" hebben de conservatieve,
Vrijheidsbondelijke bladen, zooals de N. R. Courant en de
Nieuwe Courant, hiervan gewag gemaakt en hebben de van
B e u n i n g e n s en de Monchy's zich hierop geworpen,
juichende: „van het R. K. Breda begint de victorie", maar
Mijnheer de Voorzitter, minister Aalberse zal wel
eens de verzuchting hebben geslaakt„van het R. K. Breda
begint de reactie". Jammer is het, dat de wet ons verplicht
dergelijke reactionaire gezelschappen te subsidieeren.
Mijnheer de Voorzitter, nu ik toch over de Maat
schappij van Nijverheid bezig ben, zal ik maar direct dit
lichaam de volle maat geven en tegelijkertijd behandelen het
ons toegezonden rapport. Aan de vergetelheid echter moet
worden ontrukt, dat deze bezuinigers in optima forma niet
meer of minder dan 1100% meer hebben uitgegeven dan
noodig was immers waar slechts één zegel noodig was heb
ben de heeren er een heel dozijn aan gewaagd wie lacht
daar f
Maar nu verder, de heeren zijn aan het bestudeeren der
begrooting geweest, iets waartegen op zich zelf geen bezwaar
bestaat, maar merkwaardig is het toch, dat de heeren vroeger,
toen zij altijd veel te weinig hebben betaald, nooit op een
dergelijk idee gekomen zijn. Nu zijn zij in eens een en al
bezorgdheid voor het gemeentebelang wel wat verdacht
Mijnheer de Voorzitter en is het mijne meening,
dat er ook wel een klein beetje „eigenbelang" mee gemoeid
zal zijn. Toen ik het rapport der heeren las, heb ik me zelf
afgevraagd is dat nu het resultaat van al die koude drukte.
Wat doodeenvoudige opmerkingen, die het minst intel
ligente raadslid ook zeer goed had kunnen maken en daar-