734
2Q DECEMBER 1921.
naast talrijke bewijzen van absolute onbekendheid met zeer
vele gemeentelijke aangelegenheden waardoor de heeren
zich zelfs een beetje belachelijk hebben gemaakt.
Mijnheer de Voorzitter, ik ben er dan ook ten volle
van overtuigd, dat de meerderheid van den Raad de heeren,
die zich zoo'n beetje hebben opgeworpen als ,,nevenraad"
gewoon in hun eigen vet zullen laten gaar smoren en een
voudig weg de heele nota der heeren zonder meer voor
kennisgeving zal aannemen en alzoo naar de prullemand
verwijzen. Willen 2ij de gemeente regeeren goed dan
moeten zij maar wachten tot 1923 en dan trachten hier eene
meerderheid te verwerven, dan kunnen zij onder aanvoering
van het trio F e b e r, A s s e 1 b e r g s, S m a g g h e,
waarlijk een trinum perfectum doen wat zij willen. Thans
echter wensch ik mij niet door deze heeren de wet te laten
voorschrijven en neem ik voorloopig afscheid van de Maat
schappij van Nijverheid om te komen tot het beleid van
Burgemeester en Wethouders.
Na den lof, dien ik in het afgeloopen jaar wanneer deze
was verdiend -ook zeer gaarne aan het College heb ge
bracht, zal thans een enkel woord van welwillende critiek
niet achterwege kunnen blijven en dan Mijnheer de Voor
zitter wensch ik in de eerste plaats te wijzen op het weinig
zeggende en weinig beteekenende antwoord van het College
op dit Centraal Rapport. Ik heb mij bijzonder beijverd om
datgene, wat in de afdeelingen werd behandeld, zoo goed
mogelijk tot uiting te brengen en zie nu eens zoo'n ant
woord, dat, nadat waarschijnlijk door den geheelen Raad tal
van malen was gezucht„zuster Anna ziet gij nog niets
komen eindelijk -heusch niet te vroeg verscheen.
Moest dit armzalig antwoord nu zóó lang uitblijven
Tal van belangrijke zaken door den Raad aangeroerd laat
het College gewoonweg geheel of nagenoeg onbeantwoord.
Met een enkel woord vooral niet meer dan hoog noodig
is worden de artikelsgewijze gemaakte opmerkingen be
antwoord daarmee basta.