29 DECEMBER 1921. 737 ik thans van deze aangelegenheid niet zeggen. Alleen stel ik er bijzonder prijs op, bovendien nog te verklaren, dat ik geheel de meening deel van den heer v. H u 11 e n, n.l. dat, zoo te eeniger tijd deze zaak aanhangig zal worden gemaakt, de politiek [er niet bij te pas zal moeten worden gebracht. Kom ik thans tot het tegenwoordige „pièce de résistance" van elke begrootingsrede de gemeente-financiën en de be zuiniging. Hier, Mijnheer de Voorzitter, wensch ik te beginnen met een woord van dank aan den Wethouder van financiën voor de werkelijk duidelijke nota, waarin hij den toestand onzer financiën heeft uiteengezet. Al moge ik het dan op diverse punten niet met hem eens zijn, met genoegen nam ik kennis van deze gegevens, die voldoende aantoonen, dat de financieele toestand onzer gemeente kerngezond is en geen reden geeft tot groote bezorgdheid. Nochtans, Mijn heer de Voorzitter erken ik volmondig, dat dit toch geen aanleiding mag zijn om niet met de grootste voor zichtigheid onze financiën te beheeren. Veel zal er nog van ons worden gevergd en het is een feit, dat ik ten volle on derschrijf, dat de belastingschroef niet meer verder kan noch mag worden aangedraaid. Het niveau der belastingen is zóó hoog gestegen, dat het hoogste punt is bereikt en vergeten mag toch in geen enkel geval worden, dat deze zware belastingen ook drukken op de arbeiders, de midden standers en zooveel meer „minder goed gesitueerden". Bovendien zou het struisvogelpolitiek zijn om de algemeene malaise te ontkennen, die overal heerscht en die dreigt nog een poos aan te houdeneene malaise, die geenszins zal nalaten ook haren nadeeligen invloed uit te oefenen op de bronnen onzer gemeente-financiën. Bezuiniging is dus geboden; bezuiniging, waarvan ook ik een vurig voorstander ben. Nu is gewoonlijk ieder voor bezuiniging, behalve op het punt dat zijne bij zondere belangstelling heeft. Daarvan is het gevolg, dat de een hierop wil bezuinigen, de ander daarop en tenslotte geen bezuiniging. Stokpaardjes zullen niet moeten worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 737