74°
29 DECEMBER 1921.
of houdt het zich een beetje van den domme; het is immers
een publiek geheim, dat het zeker is, dat de plaatselijke in
komstenbelasting anderhalf, ja, misschien wel twee ton meer
zal opbrengen. Mij is van bevoegde zijde verzekerd, dat de
factor 1.4 beslist overdreven was en dat het College
althans de betrokken Wethouder daarop is attent ge
maakt. Wat nu te doen met het op deze wijze te veel be
taalde? Nu moge men aannemen, dat zulks van zelf terecht
komt met een volgend dienstjaar, hoofdzakelijk 1923, door
dien dan zooveel minder behoeft te worden opgebracht.
Mijnheer de Voorzitter, ik ben het met die redeneering
niet eens. Immers, het geldt dan allicht eene heel andere
groep van belastingbetalers. Een zelfde geval heeft zich
voorgedaan te Deventer, waar de Raad besloot het teveel be
taalde weer te restitueeren. Ik weet niet óf en in hoever
-zoo iets mogelijk zal zijn, maar dat hier ook iets derge
lijks zou moeten worden gedaan, staat bij mij vast. Gaat
dit niet, dan, Mijnheer de Voorzitter, heb ik gemeend
de oplossing op eene andere wijze te moeten vinden. Ik zou
dan wenschen bij hoofdstuk I der Ontvangsten, art. 2 „Ge
deelte van het vermoedelijk batig slot wegens de gewone
middelen der rekening over 1921" op f 100.000,te
brengen en daartegenover art. 1, Afdeeling II van Hoofdstuk
IV de post inkomstenbelasting te verminderen met
f 100.000,en dus te brengen op f 620.000,Daarmee
wordt dan wel niet ten volle voldaan aan den wensch om
het teveel betaalde te doen ten goede komen aan hen, die
in 1921 te hoog waren belast; maar wordt toch dat doel
meer nabij gekomen wanneer het belastingbetalerskorps van
ii)22 daarvan profiteert, dan dat van /p2J. Dit voorstel,
Mijnheer de Voorzitter, zal, naar ik hoop, zeker op
veler instemming hier mogen rekenen. Ook door de ge
meentenaren zou een dergelijk besluit met ingenomenheid
worden begroet. Immers, zal daardoor de Bredasche belas
tingbetaler wellicht in 1922 lichter toch zeker niet zwaarder
worden belast dan. in 1921, want het zal een niet te