29 DECEMBER 1921.
741
ontkomen feit zijn, dat het belastbaar inkomen in 1922 niet
onaanzienlijk zal zijn gedaald.
Nu iets over de loonpolitiek van het College, temeer, daar
het eerste waar tegenwoordig op gehamerd wordt, isde
loonen der gemeente-ambtenaren en gemeente-werklieden.
Het heeft mij verheugd, dat Burgemeester en Wethouders
zijn teruggekomen van het aan hen toegedicht plan, om
over de geheele linie tot loonsverlaging over te gaan. Klaar
blijkelijk heeft het College ingezien, dat de loonen hier in
Breda van dien aard zijn, dat daartoe, zeker op dit oogen
blik, nog niet de minste reden bestaat. Loonsverlaging,
Mijnheer de Voorzitter, kan m.i. geene bedenking ont
moeten, mits aan 2 zeer belangrijke eischen wordt voldaan,
n.l. dat eerst over de geheele linie de prijzen aanmerkelijk
zullen zijn gedaald en dat het levenspeil daartegenover heel
wat hooger zal moeten kunnen blijven dan dit vóór IQ14
het geval is geweest. Aan deze twee eischen kan op dit
oogenblik nog niet worden voldaan. Weliswaar zijn de prijzen
van sommige artikelen gedaald, doch het verschil is nog
niet van dien aard gezien de tal van hoogere uitgaven,
zooals voor huishuur en belasting, die daartegenover staan
dat zij nu reeds eene loonsverlaging, hoe gering overigens
ook, zouden wettigen. Niet alleen hier, maar nagenoeg in
het geheele land is zulks ingezien, maar zelfs ook de Maat
schappij van Nijverheid heeft het niet aangedurfd om op
vermindering van deze loonen aan te dringen wat lezen
wij daarover „hoewel wij de overtuiging zijn toegedaan, dat
„het verdwijnen der oorzaken, die tot eene aanzienlijke ver-
hooging van loonen eri salarissen geleid hebben, onvermij-
„delijk wederom eene zekere verlaging tengevolge zal hebben,
„en men zich dus op die verlaging behoort voorbereid te
„houden, achten wij het tijdstip nog niet geboden om op
„dadelijke verlaging aan te dringen".
Nu behoeft men niet te vragen of Breda hare ambtenaren
en werklieden „te overdadig" betaaltBlijft dus nogde
verlenging van den arbeidsduur, waarin ook de Maatschappij