29 DECEMBER 1921. 743 drukwerk, schrijfbehoeften, schoolbehoeften, bureaubehoeften, enz. al zeer sober. Eene nadere beschouwing door het Col lege is hier ten zeerste gewenscht. En dan de post Burger wacht. Mijnheer de Voorzitter, in alle afdeelingen is men het roerend eens, dat, zoo al niet tot afschaffing, dan toch in elk geval tot vermindering van deze subsidie moet worden overgegaan en wat antwoorden Burgemeester en Wethouders „dat zulks in onderzoek is en dat het College „van meening is, dat voor opheffing der Burgerwacht geene „aanleiding bestaat". Mijnheer de Voorzitter, dat is wat om de zaak heengedraaid. Over opheffing der Burgerwacht is door niemand gesproken. Het gaat enkel en alleen om de gemeentelijke subsidie. Nu is de grootste merkwaardig heid, dat de heeren, die de bezuiniging in pacht hebben en onze begrooting zoo minitieus hebben onderzocht, hiervan niets hebben gezegd. Zou dit niet zijn oorzaak kunnen vin den in het feit, dat tot de kopstukken ook behoort de Tete- ringsche heer Van Gent, Voorzitter der Teteringsche Burgerwacht, die met zijn mannetjes van top tot teen ge wapend den nieuwen Burgemeester inhaalde en bij die ge legenheid verklaarde, dat zijne mannen bereid waren goed en bloed te offeren voor de onafhankelijkheid van hun dier baar Teteringen, welke onafhankelijkheid zoo wreedaardig door het snoode en zedelooze Breda werd bedreigd Of zouden de heeren dezen post niet hebben gezien Wat het zij, Mijnheer de Voorzitter, hier kan gerust worden bezuinigd. Tal van plaatsen zijn ons daarin reeds voorgegaan. Wij meenen, dat de geheele post gerust kan worden geschrapt en zullen daartoe straks het voorstel doen maar indien dit zou worden verworpen, dan wenschen wij den Raad toch een uitspraak te laten doen ten opzichte van eventueele vermindering en zal alsdan door ons worden voorgesteld den post te halveeren en dus te brengen op f 1750, Van groot belang voor onze financiën is ook de toekomst van den Belcrumpolder. Met bijzondere belangstelling wordt nagenoeg door den geheelen Raad geïnformeerd naar de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 743