748
29 DECEMBER 1921.
door de verschillende lokaliteiten hier, temidden van zoo
vele andere moties, waarover met een waarlijk engelen
geduld nog steeds' de prae-adviezen worden afgewacht.
Geen wonder, dat in het Centraal Rapport dit vraagstuk
nog eens wordt besproken en aangedrongen wordt om al
thans wat meer van die badhuisjes te verkrijgen, omdat al
lang geleden hier is aangetoond, dat het ééne bestaande
badhuisje lang niet in de behoefte voorziet en dat velen, die
er gebruik van zouden willen maken, dit niet kunnen, om
dat zij veel te lang op hun beurt moeten wachten. Mijnheer
de Voorzitter, ik geloof niet, dat U dan in vijf maal
kunt raden, wat Burgemeester en Wethouders daarop ant
woorden. „Het succes van het badhuisje kan indien het
blijvend blijkt te zijn aanleiding geven tot uitbreiding,
maar denk om de dubbeltjes". Nu Mijnheer de Voorzitter,
dat is wel wat al te naïef. Dringend is een uitbreiding tot
op meerdere punten van de stad noodig. Een zoo groot
hygiënisch belang mag niet afhankelijk worden gesteld van
enkele honderden guldens. De heeren der Maatschappij van
Nijverheid behoeven daarvan geen gebruik te maken, die
zullen wel hun eigen badkamers thuis hebben, maar hun
zou daar toch eens goed de ooren kunnen worden gewas-
schen.
Dat Burgemeester en Wethouders nog niet zijn veranderd
in vurige voorstanders van gemeentelijke schoolvoeding en
schoolkleeding heeft bij mij geen verwondering gewekt. Toch
zal het hier nog wel eens blijken, dal het particulier initiatief
hoezeer ik dat overigens ook waardeer niet geheel
voldoende in de bestaande behoefte voorzietafgescheiden
van het feit, dat, naar de meening van ons sociaal-democraten,
dit een werkelijk mooie en sociale taak is, die wel degelijk
voor de gemeente is weggelegd.
Ligt het in mijne bedoeling niet alle hoofdstukken in deze
algemeene beschouwingen te behandelen, om zoodoende niet
al te veel te vergen van het geduld van mijne geachte mede
leden die mij overigens, naar ik steeds met genoegen