29 DECEMBER 1921. 749 ondervond, zeer bereidwillig hun oor willen leenen en zal ik daarom nog enkele aangelegenheden bespreken bij de behandeling der hoofdstukken en artikelen, mijne algemeene beschouwingen zouden zeker niet op volledigheid aanspraak kunnen maken, wanneer ik niet enkele passages zou wijden aan het woningvraagstuk. Dat het College van Burgemeester en Wethouders in deze diligent is, daarvan ben ik ten volle overtuigdmaar zoo ergens, Mijnheer de Voorzitter, dan is hier „periculum in mora". Dat ons weldra plannen zullen bereiken om tot be bouwing te komen van de onlangs aangekochte gronden aan het Dijkje, daarvan werd door mij met genoegen nota geno men. Burgemeester en Wethouders zullen zeker wel de cijfers onderschrijven, die over deze zaak in het Centraal Rapport zijn opgenomen en dus beamen, dat wij er nog lang niet zijn. Heel veel zal er moeten worden gedaan om den toestand althans eenigszins dragelijk te maken. De vreeselijke toe standen schilderen, die hier ter stede bestaan, och, dat is al zoo dikwijls gedaan en wij kennen die allen. Zaak zal het zijn, om alles te doen wat mogelijk is om verbetering aan te brengen. Mijnheer de Voorzitter, een goede, misschien afdoende, oplossing van het heele grond- en woningvraagstuk zou wellicht te verkrijgen zijn, indien het volgende plan kon worden verwezenlijkt. Het Rijk staat aan ons af het exercitie-terrein der infan terie en dat der artillerie met daarbij behoorende gebouwen. Daartegenover geven wij het Rijk daarvoor in de plaats, als exercitie-terrein en wat verder noodig is, geheel of gedeel telijk den Belcrumpolder en wij dragen ons aandeel bij in de kosten van oprichting der benoodigde gebouwen. Het moge oppervlakkig niet geheel serieus lijken, niettemin, meen ik in vollen ernst, dat op zoodanige wijze wellicht een pracht- oplossing mogelijk zou zijn en Breda zou er zeer waarschijn lijk financieel ook niet slechter bij varen. Mag ik dit plan eens in ernstige overweging geven. Zouden zelfs de annexa tie-plannen daardoor niet een geweldige wijziging kunnen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 749