29 DECEMBER 1921.
75i
erkennen van de ouders, die bijzonder onderwijs verlangen.
Nooit of nimmer hebben wij hier onze stem onthouden
aan eene subsidie voor eene bijzondere onderwijsinrichting,
onverschillig van welken aard, en wij zullen dat ook in de
toekomst niet doen. Con amore, Mijnheer de Voorzitter
U kunt dat weten is door ons medegewerkt aan de
gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs en steeds
zullen wij ons daaraan houden maar wij meenen met het
volste recht te kunnen verlangen, dat de voorstanders van
het bijzonder onderwijs eene dergelijke houding zullen aan
nemen tegenover bet openbaar onderwijs. Ik moet bij Bur
gemeester en Wethouders er dan ook ernstig op aandringen,
spoedig het gevraagde onderzoek in te stellen met mede-
deeling van hunne bevinding aan den Raad.
Een zaak ook het beleid van Burgemeester en Wethouders
rakend, is het marktwezen. Reeds verschillende malen had
ik het genoegen daarover te interpelleeren en werd bij een
van die gelegenheden ook een nieuwe marktcommissie in
het vooruitzicht gesteld. Heb ik voortdurend op het tot stand
komen dier commissie gewacht, jMijnheer de Voorzitter,
„es hat nicht sollen sein". Ten opzichte van den tijd kan
van het College van Burgemeester en Wethouders gerust
gezegd worden „The fault of the Dutch is giving too little
and asking too much". Gij vraagt heel wat tijd in den vorm
van geduld van den Raad maar de tijd, dien gij geeft, b.v.
voor de bestudeering van deze begrooting ho maar
Het instellen eener marktcommissie dan is dringend noo-
dig. Met genoegen hebben wij kunnen constateeren, dat
evenals overal elders, ons marktwezen aardig is vooruitge
gaan en komt hiervoor zeker een woord van lof toe aan
onzen marktmeester en zijn helper, maar toch, Mijnheer de
V oorzitter, willen wij krijgen, waarop wij als een stad
met zoo'n groote en belangrijke omgeving, aanspraak zouden
mogen maken, dan moeten wij toch zien een vee- én of
paardenmarkt te krijgen, want dat brengt toch in elk geval
het groote vertier. Zie eens naar den Bosch. Hebben wij niet