77 2
3o DECEMBER 1921.
heer Kluft heeft bevreemd en ook door den heer Haai
man is gereleveerd, n.l. dat ik niet heb geprotesteerd tegen
de meening van den Voorzitter der afdeeling Breda der
Maatschappij van Nijverheid, toen deze becritiseerde den
ombouw der gasfabriek en de uitgaaf voor de onthulling van
het Standbeeld van Koning-Stadhouder Willem III.
Laat mij beginnen op te merken, dat die Voorzitter vrij
gereserveerd was in. zijn woorden, waarin de gewraakte cri-
tiek zou zijn weggelegd, en dat hij uitsluitend en alleen zijne
persoonlijke meening uitte. Laat mij er voorts aan toevoegen,
dat ik daar op die vergadering zat als genoodigde, en dat
het eene vergadering was in beperkten en besloten kring,
waarin geen besluiten werden genomen of vastgelegd. Het
is ten slotte een kwestie van smaak en van vorm, waarover
men van meening kan verschillen, doch waaromtrent ik ver
meen ook mijne meening te mogen hebben, evenzeer als
Collega Moll zijne meening heeft over zijne actie ten aan
zien van de staking der metaal-bewerkers.
Mijnheer de Voorzitter, ik kom thans tot de door den
heer Haaiman uitgesproken meening ten aanzien van den
vermenigvuldigingsfactor, door den Raad gesteld op 1,4.
Die factor zou te hoog zijn. De heer Haaiman zegt,
dat hem uit goede bron bekend is, dat de belasting circa 2
ton meer zal opbrengen, dan is geraamd, n.l. f 850.000, en
wil diensvolgens een ton ten bate van het dienstjaar 1922
brengen, zoodat de te heffen Hoofdelijke Omslag met gelijk
bedrag ware te verminderen.
Mijnheer de Voorzitter, omtrent deze aangelegenheid
is mij alleen dit bekend, dat op dit oogenblik nog slechts
voor f 550.000 belasting-aanslagen zijn uitgereikt; dat de
hoogere inkomens nog moeten worden aangeslagen en daar
van is beduidend veel minder te verwachten en dat de
tantième- en dividend-belasting geweldig tegenvalt. Voeg
daarbij, dat tusschen het uitschrijven van een aanslag-biljet
en het innen der belasting nog wel eenig verschil bestaat
immers over het dienstjaar 1920 moest van de geraamde