77 5
3o DECEMBER 1921.
den aard zijner betrekking de rem moet zijn, die moet wor
den aangelegd, als de Raad te hard van stal loopt.
En nu zegt de heer Haaiman wel, dat het financieel
rapport, door mij uitgebracht, den toestand niet zoo slecht
voorstelt, doch hij vergeet, dat dit rapport den toestand op
31 December 1920 voorstelt. Sedert zijn wij een jaar verder.
Voor 1921 is de hoofdelijke omslag begroot op f 850.000,
terwijl hij voor 1920 op slechts f450.000,was geraamd.
Een verschil van eventjes f 400.000,hetgeen ook den heer
Haaiman wel een anderen kijk op de zaak zal geven. En
nu moge de raming van den Hoofdelijken Omslag voor
1920 wellicht tot f 720.000,worden teruggebracht, niet
mag worden vergeten, dat de opcenten op de Rijksbelastingen
zijn verhoogd, dat ook opcenten worden geheven op de ver
mogensbelasting en dat de begrooting 1922 opent met een
batig saldo van circa f 170,000, alle factoren, die uit den
aard der zaak van invloed zijn op het te heffen bedrag aan
Hoofdelijken Omslag, doch van weinig beteekenis zyn voor
den belastingbetaler, voor wat betreft het totaal der gemeen
telijke belastingen. Dit moge blijken uit het volgende, waarbij
ik even de jaren 1914 en 1922 met elkander zal vergelijken.
De uitgaven voor den gewonen dienst waren in 1914 ge
raamd op f869.102, voor 1922 is de raming f 3.121.762,
d.i. 3,6 X het geraamde bedrag voor 1914. Per inwoner
kostte de gemeente-huishouding in 1914 f 28,97, voor 1922
is de raming per inwoner f 194,06.
Een voortdurende verhooging der belastingen was van
deze beduidende toename der gewone uitgaven het onmid
dellijk gevolg.
Aan opcenten over diverse Rijksbelastingen en aan Ge
meentelijke Inkomstenbelastingen werd in 1914 ontvangen
f205.850,d.i. per hoofd der bevolking f6,86, voor 1922
is die opbrengt geraamd op f985.160,of per hoofd der
bevolking f 32,84, d.w. dus zeggen dat thans alleen aan ge
meentelijke belastingen bijna het vijfvoud wordt betaald dan
over 1914 het geval was.