77Ó 3° DECEMBER 1921.
Dit vijfvoud is een gemiddelde. Door het stelsel van pro
gressieve heffing wordt echter bijzondere druk gelegd op
de grootere inkomens. Voor het belastingjaar 1921/22 is de
vermenigvuldigingsfactor vastgesteld op 1.4; de aanslag varieert
dus in verband met de verordening op de heffing der plaat
selijke belasting naar het inkomen tusschen 4.2 en 14%.
In 1914 bedroeg het percentage der heffing voor alle in
komens 3 De hoogere inkomens, d. z. die boven f 12.500,
betalen dus alleen aan gemeentelijke inkomstenbelasting
bijna het vijfvoud van den aanslag over 1914. Bedenkt men
nu, dat de opcenten over diverse Rijksbelastingen zijn ver
hoogd en uitgebreid, en deze belastingen in hoofdzaak komen
ten laste van de beter gesitueerden dan zal het toch, naar ik
vertrouw, een ieder duidelijk zijn, dat een toestand is ont
staan die noodlottig dreigt te worden.
En dit te eerder, omdat het belastbaar inkomen sterk
dalende is en zich, de ervaring leert het, voortdurend nog
velen gaan vestigen over onze grenzen. Een deel hunner
kunnen wij nog treffen als forens, een deel komt echter ge
heel vrij. Doch hoe groot die exodus wel is, weet de Raad
wellicht nog niet. Behalve de moeilijk te tellen uitgewekenen,
die door hun vestiging over de grens geheel vrij komen van
onze plaatselijke belastingen, nam toch het aantal forensen
over de jaren 19141921 toe van 472 tot ruim 1800.
Mijnheer de Voorzitter, dit acht ik voor onze financiën
een zóó bedenkelijk verschijnsel, dat middelen dienen be
raamd, om den uittocht van meestal kapitaal-krachtigen te
voorkomen. En als eerste middel, dat tot dit doel kan lei
den, zou ik willen aanbevelen, streven naar beduidende
belasting-verlaging door bezuiniging op de uitgaven.
De aanstelling van een bezuinigings-ambtenaar waarop in
het Centraal Rapport is aangedrongen acht ik niet doeltref
fend. Ik heb destijds de gronden aangevoerd, waarom ik
een dergelijk ambtenaar voor een gemeente als de onze niet
gewenscht achtte. En op dit standpunt sta ik nog, m.i. zelfs
zeer versterkt, nu overtuigend is gebleken, dat Breda nog