3<3 DECEMBER 1921. 785 getrokkenen" niets tekort gedaan, daar hun uitkeering is verstrekt met terugwerkende kracht. Wat de wachtgeldregeling betreft, kon de heer M e ij v i s weten, dat ik hiervan een groot voorstander ben en wel om de volgende -edenen. Wanneer een wachtgeldregeling wordt getroffen betaalt de werkgever hieraan 50 °/o> het Rijk 32 2/8 °/0 en de gemeente slechts [6 V3 alles volgens de bestaande en door den Raad vastgestelde regeling. Door het aangaan eener wachtgeldregeling heeft men dit voordeel, dat de werk gever mede de controle over de werkloozen uitoefent en doordat hij de helft der uitkeering moet betalen zoo spoedig mogelijk zijn arbeiders wederom werk zal laten ver richten. Wat nu betreft het aangaan eener wachtgeldregeling bij de Kwatta-fabriek, kan ik den heer Meijvis antwoorden, dat de meening van de meerderheid van het College abso luut niet mijne meening is. Wat toch is het geval Er wordt beweerd, dat „Kwatta" in hare fabriek te Keulen met goed- koopere arbeidskrachten hetzelfde product gaat fabriceeren dat in hare fabriek te Breda wordt gefabriceerd, waardoor het gevaar ontstaat, dat deze Hollandsche industrie zal ver dwijnen naar het buitenland, terwijl de werkgever daardoor grootere winsten zou maken en zijn personeel te Breda zou ontslaan. Stel U voor, Mijnheer de Voorzitter, dat dit alles waarheid bevat, dan nog zou ik een wachtgeldregeling met beide handen aanvaarden en prefereeren boven de ge wone werkloosheidsuitkeering, omdat de eerste goedkooper is voor de gemeente en bovendien de band tusschen werk gever en werknemer blijft bestaan. Den heer M e ij v i s is het bekend, dat door de commissie van advies voor de werkloosheidsverzekering op mij» voorstel aan Burgemeester en Wethouders is geadviseerd, voor het volgend jaar de ge legenheid tot het treffen van wachtgeldregelingen voort te zetten, welk voorstel zeer spoedig den Raad zal bereiken. Wat betreft de circulaire van 5 December j.l. inzake werkloosheidsverzekering, moet ik den heer M e ij v i s op merken, dat de tijd door den Minister gegeven om in deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 785