79°
30 DECEMBER 1921.
de zaak-Kriens en de cokeskwestie. Wat de zaak-Kriens
betreft zijn wij op tijd met een voorstel gekomen, wij had
den het indertijd in het najaar toegezegd.
De heer HORNIX Pas in December
De VOORZITTERNu, dat is toch in het najaarDe
heer Kriens heeft in 1921 geen cent schade gehad. Op
de moeilijkheid met de cokeskwestie is reeds zooeven gewezen.
Spr. is het niet recht duidelijk wat overigens met die onwel
willendheid wordt bedoeld. Of noemt de heer Hornix het
onwelwillend, wanneer het College van Burgemeester en
Wethouders het niet eens is met zijn voorstellen maar dan
zou soms een groot deel van den Raad onwelwillend jegens
hem zijn Dat kan toch niet de bedoeling zijn. De heer
Hornix kan het ons niet kwalijk nemen als we niet mee
gaan met zijn en anderer vrijgevigheid. De Wethouder van
financiën heeft er reeds opgewezen komen wij met voor
stellen tot loonsverhooging, er moet altijd een schepje op
Hetzelfde is geschied met den verkorten arbeidstijd; er moest
toen weer een 45-urige werkweek komen. Tramconducteurs,
Kriens, Gasfabriekarbeiders, zij mogen allen hun wenschen
hebben, wij staan echter op het standpunt, dat al die wen
schen zakelijk behandeld moeten worden en wij mogen daar
niet van afwijken. Dat is niet een kwestie van onwelwillend
heid, doch van voorzichtig beleid. Om aan te toonen, dat
het College inderdaad geen onwelwillende houding aanneemt
tegenover de wenschen, welke uit den Raad voortkomen,
noemt spr. als voorbeeld uit de laatste dagen de uitbreiding
van het aantal leden der commissie van toezicht op het
lager onderwijs. Wat nu de motie-H a a 1 m a n in zake het
instellen van een commissie van bijstand voor de financiën
betreft spr. verwacht, dat de heer Haaiman daarom
trent liever geen prae-advies wenscht onzerzijds is er
principieel geen bezwaar tegen de instelling van een zoo
danige commissie. Er zijn practische bedenkingen tegen aan
te voeren. Zoo zullen er meerdere werkzaamheden uit voort-