3o DECEMBER 1921. 803 paar heel kleine foutjes zijn, welke de heer Bogmans mij wel gaarne zal willen vergeven, omdat zulks allicht ge beuren kan, dan is dat voor mij een bewijs, dat de Raad overigens geen aanmerkingen daarop heeft. Vervolgens komt spr. tot de sprekers van hedenmiddag. De heer F e b e r heeft zijn bewondering uitgesproken voor spr.'s vermogen om lang te praten. Die bewondering is we- derkeerig. Spr. bewondert den heer F e b e r n.l. om de zelfde standvastigheid, waarmede deze doorgaat blijk te geven van conservatisme en reactie. Het verwijt, dat spr. persoon lijk zou zijn geweest, werpt hij van zich afwel heeft hij eenige personen o.a. den heer Asselbergs, voorzitter van het departement Breda van de Maatschappij voor Nij verheid en Handel genoemd, doch hij is zakelijk gebleven. De vergelijking van spr. met het Tweede-kamerlid Braat gaat niet op, want spr. heeft niet bedoeld, dat de verbazing van den heer F e b e r op diens gelaat te lezen zou staan spr. weet wel, dat daarvan nooit een spier vertrekt doch heeft diens inwendige verbazing op het oog gehad. De financieele nota van den Wethouder zal in een nadere vergadering besproken worden, dus zal spr. daar thans niet op ingaan. Zijn bewering omtrent de hoogere opbrengst van den Hoofdelijken Omslag over dit jaar acht spr. door het betoog van den Wethouder allerminst bestreden spr. is uit goede bron verzekerd, dat die belasting inderdaad de ge maakte raming zal overschrijden. Het liefst zou spr., evenals de heer H o r n i x, het te veel betaalde aan dezelfde personen zien gerestitueerd, doch als dit practisch onmogelijk is, ware z.i. dit doel eerder te bereiken door hiervoor een voorloo- pige raming op den dienst 1922 uit te trekken, dan dat daarmede wordt gewacht tot het dienstjaar 1923. Spr. vraagt of een dergelijke regeling op bezwaren zou stuiten Zoo niet, dan geeft hij zulks in ernstige overweging. Voorts merkt spr. op, dat hij bij de opsomming, welke de heer F e b e r van gemeentelijke subsidies heeft gegeven, er één heeft gemist, n.l. de subsidie aan de Burgerwacht

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 803