3o DECEMBER 1921.
807
welwillendheid beschuldigd, dan is hij er zeker van de tolk
te zijn van vele raadsleden. In dit verband haalt spreker
nog als voorbeeld aan het geval met de woning van den
heer B a y i n g s, waarbij de uitspraak van den Raad door
het College totaal werd genegeerd.
Voorts is spreker van meening, dat er wel degelijk gejaagd
wordt om door de overladen raadsagenda's heen te komen, dien
tengevolge komt meermalen de rondvraag niet tot haar recht.
Ten slotte zegt spreker het volgende naar aanleiding van
de bewering van de heeren Schrauwen en Haaiman,
dat de R. K. Kiesvereeniging „Dr. Schaepman" niet kerke
lijk is goedgekeurd:
Inderdaad, Mijnheer de Voorzitter, die kerkelijke
goedkeuring hebben wij niet, maar ondanks dat gemis zal
niemand aan de Schaepmannianen in hun 5-jarig raads
lidmaatschap ook maar één daad, ééne uiting kunnen aanwij
zen, die in strijd is met hunnen godsdienst. Integendeel
onze partij heeft er voor gewaakt, dat de corruptie, die zich
hoe langer hoe sterker uitte in de kiesvereeniging „Recht en
Orde", niet nog meer ten schande zou worden van de
katholieken van Breda onze partij heeft zich afgeworpen,
teneinde de misstanden bij „Recht en Orde" te bestrijden.
De kerkelijke goedkeuring, die „Recht en Orde" wel heeft,
heeft aan die misstanden echter geen einde kunnen maken,
ja, heeft zelfs niet het politiek bedrog kunnen voorkomen,
waarvan de R. K. burgers van Breda de dupe zijn geworden.
De prjncipieele R. K. kiezers, die hun stem uitbrachten
op flinke bekwame figuren als de heeren Van Ierse 1,
Broos, Van den Biggelaar, Sasse van IJsselt,
denkende die heeren in de raadszaal te brengen, zagen
echter daarvoor in de plaats komen werkmansafgevaardigden,
die met alle respect voor hunne eigenschappen als zoodanig,
niet door die R. K. kiezers uit den burgerstand gewild werden.
Maar, „Jede Schuld racht sich auf Erde". Zoo ook hier.
„Recht en Orde" ligt op apegapen de débacle zou bij de
a.s. raadsverkiezingen van 1923 /jon *wejj worden en daarom
1
-2C