8io
30 DECEMBER 1921.
wraakzucht, die aan de belangen van het Bredasche volk
in zijn geheel slechts afbreuk en nadeel doet.
De heer MEIJVIS heeft met genoegen nota genomen van
de loyale toezegging van Wethouder Moll, omtrent uit
voering van de ministerieele circulaire van 7 December j.l.
Spr. wenscht echter op te merken, dat de steunregeling
voor „uitgetrokkenen" geen nieuwe regeling is, doch reeds
sedert ruim een jaar in tal van gemeenten bestaat. Voorts
wil spr. den Wethouder in dit verband alleen nog de vraag
stellen Hoe acht hij het mogelijk, dat deze regeling met
1 Januari a. s. in werking treedt Spr. vreest, dat de zaak
binnen 3 a 4 weken niet in orde kan zijn. De betrokkenen
verwachten vanaf 1 Januari a. s. uitkeering. Spr. hoopt in
deze op voldoenden steun en medewerking van den Wethou
der te kunnen rekenen. Tot de taak van het gemeentebestuur
behoort de zorg voor de werkloozen sollen met de werk-
loozen-ellende, zou spelen met vuur zijn. Het spijt .spreker
daarom, dat het rapport van de commissie van advies in
zake werkverschaffing door Burgemeester en Wethouders zoo
onserieus is behandeld. Ten slotte dringt spr. met klem op
werkverschaffing aan en vraagt daaromt een toezegging van
het College.
De heer SCHRAUWEN komt op tegen de bewering van
den heer H o r n i x als zouden de arbeidersafgevaardigden
door politiek bedrog in den Raad gekomen zijn zij kwamen
toch ook op de R.K. lijst voor. Spr. wijst in dit verband
op de komst van den heer Oostvogels in den Raad.
Voorts heeft de heer C e r u 11 i zich in afkeurenden zin
uitgelaten over de z.g. vóórvergaderingen, welke door de
R.K.-fractie worden gehouden. De voorstelling, die de heer
C e r u 11 i van het geval betreffende de leeraarsbenoeming
heeft gegeven, is echter minder juist; de heer Vergeer
(de Protestant) had een middelbare akte, terwijl de Roomsch-
Katholiek, de heer S n ij d e r s, slechts in het bezit was van