8l2
30 DECEMBER 1921.
ten moge blijven beheerschen en hatelijkheden daaruit ver
wijderd blijven.
De heer BOGMANS houdt een pleidooi voor het verlee-
nen van subsidie aan vereenigingen, welke de drankbestrij
ding ten doel hebben. Die vereenigingen zijn toch werkzaam
ter bevordering van de zedelijkheid en de algemeene wel
vaart spr. kan daarom niet begrijpen, dat juist zij van sub-
sidieering worden uitgesloten. Spr. hoopt, dat Burgemeester
en Wethouders ten deze alsnog van inzicht zullen veranderen.
De heer H o r n i x heeft gewezen op de onwelwillendheid
van Burgemeester en Wethouders, waarop de Voorzitter
heeft getracht de welwillendheid van dit College aan te
toonen. Spr. kan die welwillendheid ook niet zoo hoog
roemen. In dit verband noemt spr. het uitschrijven van meer
raadsvergaderingen. Ook gelooft spr., dat er geen bezwaar
tegen bestaat om de arbeidersafgevaardigden, die maar niet
altijd een halven dag kunnen verletten, in deze wat tegemoet
te komen door meer 's avonds te vergaderen. Voorts getuigt
de houding van het College ten opzichte van zijn motie in
zake loonsverhooging der tramconducteurs nu ook juist niet
van welwillendheid. Spr. deelt uitvoerig het verloop van deze
zaak mee. Zijn motie had een meerderheid in den Raad
gevonden, de Tramcommissie besloot met algemeene stem
men gunstig te adviseeren en ook het College had besloten
de verhooging toe te staan, de tramconducteurs hadden zich
al verheugd, toen ter elfder ure door Burgemeester en Wet
houders op het besluit werd teruggekomen, omdat de mid
delen, waaruit het meerdere loon zou moeten worden bestre
den, niet waren aangegeven. Toen spr. lid werd van de Tram
commissie, heeft hij gezegd zoowel in het belang van het
bedrijf als in dat van de tramconducteurs werkzaam te zullen
zijn. Spr. heeft dan ook in de commissievergaderingen ver
schillende aanwijzingen gedaan om de inkomsten van het
trambedrijf te vergrooten.