830
30 DECEMBER 1921.
De heer COHEN vestigt er de aandacht op, dat in de nota
van de heeren Oostvogels en Bossers een bedrag
van f 3.als presentiegeld wordt genoemd, terwijl de heer
Oostvogels thans f5,voorstelt; zulks is niet zeer
consequent. Spr. is van meening, dat men het presentie
geld niet alleen moet beschouwen als een vergoeding voor
verzuim, doch ook voor het aanschaffen van verschillende
zaken, welke een raadslid noodig heeft, b.v. lectuur. Tevens
moet men bedenken, dat de raadsleden niets ontvangen voor
het bijwonen van commissievergaderingen.
De VOORZITTER merkt op, dat een hoogere autoriteit
dan de Raad het bedrag van het presentie-geld bepaalt,
zoodat het voorstel van den heer Oostvogels in dezen
vorm geen zin heeft.
Het voorstel van den heer Oostvogels
wordt niet voldoende ondersteund en kan derhalve
geen punt van behandeling uitmaken.
De heer HAALMAN vraagt stemming over dezen post.
De post wordt alsnu in stemming gebracht en
aangenomen met 17 tegen 2 stemmen.
Vóór stemden mevr. Neve-Reintjes en de heeren
Haaiman, Me ij vis, Cohen, Feber, VanDijk,
Martens, Van Zweden, Moll, Schrauwen,
Cerutti, Loom an s. Clement, Kluft, Bogmans,
Korteweg en Van Groenendael.
Tegen waren de heeren Hornix en Oostvogels.
Art. 6 Jaarwedden van de ambtenaren en bedienden ter
gemeentesecretarie, der concierge en de boden.
Georganiseerd overleg voor deze ambtenaren en beambten
werd wenschelijk geoordeeld. Ook werd door enkele leden
gevraagd, de laagste loonklasse te herzien.