84
25 FEBRUARI 1921.
in elk geval 1 a 11/2 M. te laag liggen ophooging moet
dus toch gebeuren.
De VOORZITTER antwoordt den heer Haaiman, dat
het niet de bedoeling is geweest tot het uiterste te laten
wachten en dan steun te verleeneh. Op het oogenblik heeft
men een steunregeling gepaard met controle, geeft men nu
terugwerkende kracht, dan kan men niet meer controleeren
of de menschen in die 4 weken al dan niet voor steun in
aanmerking kwamen. Spr. acht daarom een terugwerkende
kracht der regeling onjuist.
Ten aanzien van de wachtgeldregeling herhaalt spr. nog,
dat het niet in de bedoeling ligt, die in het verleden toe te
passen op de fabriek „de Faam".
Wat de opmerking van den heer M e ij v i s betreffende
een opleiding voor metselaar aangaat, de gelegenheid daar
voor doet zich hier niet voor, gezien het aantal in aanmerking
komende personen. Verleden jaar heeft de directeur van de
Ambachtsschool nog een onderzoek daarnaar ingesteld.
Mevrouw XEVE-REIXTJES vraagt of de vverkeloozen in
het confectiebedrijf niet aan het werk kunnen worden gesteld
door hen politiekleeding te laten maken.
De VOORZITTER noemt zulks om in den stijl te
blijven een lapmiddel. De politie moet men fatsoenlijk
kleeden. Het zou niet economisch zijn en weinig helpen.
Mevrouw NEVE-REIXTJES vindt, dat als die menschen
niet voor grondwerk geschikt zijn, men hen dan toch wel
naaiwerk kan opdragen.
De heer LIJDSMAX constateert, dat de opmerking van
den heer Haaiman over het niet aannemen van de ont
slagen werklieden van Openbare werken aan de Gasfabriek
volkomen juist is; de menschen waren z.i. niet geschikt voor
het te verrichten werk.