30 DECEMBER 1921. 851 De heer MOLL herinnert er aan hoe treurig ongeveer vijf jaar geleden hier de omstandigheden waren, waarin het politie-korps verkeerde. Toen was de politie een machine er werd 14 a 16 uur per dag dienst gedaan en tijd om zich aan het gezinsleven te wijden bleef er niet over. Na het optreden van den Voorzitter als Burgemeester heeft deze direct aangepakt en het is aan zijne voortvarendheid te danken, dat in dien toestand een algeheele verbetering is gekomen. Het drie-ploegenstelsel werd ingevoerd, tenge volge waarvan een geweldige vermeerdering van het aantal agenten noodzakelijk bleek. Thans wordt een reactie tegen deze verbeteringen gevoerd en treft men in verschillende bladen lijstjes aan betreffende de grootte van het politie-korps in andere gemeenten in vergelijking met het onze. Het ver wondert spr., dat de heer Cohen vermindering van het aantal agenten wil. Verlof kwam vroeger zelden voor en van den zegen van den 8-urigen arbeidsdag was het politie personeel verstoken. Het is spr.'s overtuiging, dat, als in het politie-korps het mes wordt gezet, al deze voordeelen te niet zullen gaan. Wanneer dus de heer Oostvogels verklaart met al de liefde van zijn Bredasche hart te zullen stemmen voor inkrimping van het politie-korps, dan meent spr. daaruit te mogen afleiden, dat de heer Oostvogels het hart niet op de rechte plaats heeft. Het gaat niet aan, wanneer men ergens niet in zit, zonder eenig argument daarover te oordeelen. De heer C e r u 11 i wil het aantal adjunct-inspecteurs met één verminderen. In dit verband wijst spr. op de noodzake lijkheid van een goede controle over het politie-personeel. Om dit aan te toonen, haalt spr als voorbeeld aan, een agent, die gedurende zijn diensttijd 1 uur aan den Academiesingel had staan praten over de organisatie. De verantwoordelijk heid voor het politioneel beleid berust in handen van den Burgemeester. Wanneer deze nu de toezegging doet, dat bij eventueele vacatures zooveel als mogelijk is bezuinigd zal worden, dan gelooft spr. wel, dat de meerderheid van den

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 851