876 30 DECEMBER 1921. Art. 3. Onderhoud der lantaarns en verdere kosten der verlichting. Door vele leden werd aangedrongen, om geleidelijk over te gaan tot de algeheele electrificatie der gemeente, waar tegenover de verzekering werd gegeven dat zulks reeds ge schiedde, maar de eerstbedoelde leden waren dan toch van meening, dat het niet in voldoende mate plaats had. Gewezen werd op de heerschende duisternis des avonds in het Wilhelminapark en op de Houtmarkt. Ook werd ver zocht zoo mogelijk een lantaarn te plaatsen in de poort aan de Reigerstraat naast van Halmaar hierbij werd van andere zijde de onmogelijkheid daarvan aangetoond, doordat bedoelde poort particulier eigendom is. Antwoord Bij de electrificatie der gemeente moet met beleid worden te werk gegaan en moet men zich met het oog op de hooge kosten eenige beperking opleggen. De post wordt zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd. Hoofdstuk V. Art. 8. Kosten van het slachthuis en van keuring van slachtvee en vleesch. De heer HAALMAN hoopt, dat nog niet zal worden overgegaan tot de oprichting van een slachthuis, wegens de duurte. Voorts bepleit spr. het toekennen van vergoeding voor slijtage aan kleedingstukken aan de keurmeesters, die door weer en wind per fiets moeten surveilleeren. De VOORZITTER verklaart, dat de oprichting van een abattoir zelfs nog niet in overweging is bij het College. Wat het verstrekken van kleedingstukken aangaat, daarmede moet men oppassen voor de consequenties er zal evenwel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 876