30 DECEMBER 1921.
889
Antwoord:
Voor deze niet toegelichte klacht bestaat o.i. geen grond.
Integendeel de zang- en muziekschool werkt goed en hulde
moet worden gebracht aan degenen, die zich daarmede be
moeien. Er bestaat dan ook geen aanleiding om deze in
richting tot een gemeentelijke te promoveeren.
Het pleidooi voor verder doorgevoerd onderwijs, vooral
voor de gratis-klassenkomt ons onbegrijpelijk voor en wij
hebben ons afgevraagd, waarom dit vooral voor die gratis
klassen gevraagd werd en niet voor allen.
De heer KORTEWEG wil de zang- en muziekschool in
een gemeente-gebouw zien ondergebracht. Men zou daartoe
een verdieping kunnen bouwen op een gewoon schoolgebouw.
De heer COHEN vindt een gemeentelijke muziekschool
wel wenschelijk. Het bestaande gebouw voldoet niet meer
aan de eischen. Spr. vraagt of bij het vrij komen van een
gemeente-gebouw de muziekschool daarin kan worden onder-
dergebracht.
De heer VAN ZWEDEN ondersteunt het denkbeeld van
de vorige sprekers. Met de vraag in het Centraal Rapport
om doorvoering van het onderwijs, vooral voor de gratis
klassen, heeft spr. bedoeld, dat hij ook voor die klassen
onderwijs wil als voor de andere klassen, b.v. het zang-on
derwijs ook met piano-begeleiding.
De heer FEBER vindt de opvatting van den heer van
Zweden niet juist. De zang- en muziekschool is toegan
kelijk voor allen, maar de muzikale aanleg kan niet ieder
kind ingepompt worden. Wanneer echter in de gratis-klassen
leerlingen gevonden worden-, die wel aanleg blijken te be
zitten, dan kunnen die toegelaten worden tot het voortgezet
onderwijs.
De VOORZITTER verklaart ook wel herhaaldelijk gedacht