88 25 FEBRUARI 1921. Volgens spr. zou men een zeer gevaarlijk precedent scheppen door het plan weder naar de Bouwcommissie terug te zenden, omdat de heer Korteweg er onlangs zitting in heeft ge nomen zulks gaat niet aan. De heer Korteweg wenscht een ander systeem en meent dat het goedkooper zal zijn, voorts wil hij het plan een maand aanhouden om inmiddels prijsopgaaf te vragen. Spr. vreest, dat het geen uitstel wordt van een maand, doch misschien wel van een jaar. Hij geeft daarom in overweging, nu Burgemeester en Wethouders met dit voorstel komen, het met beide handen aan te nemen. Boven dien is de gemeente wellicht gebonden den brugbouw binnen een zekeren termijn te doen geschieden in verband met de bijdrage daarin van het Rijk. De VOORZITTER deelt mede, dat het Burgemeester en Wethouders gelukt is om de Rijkssubsidie verdubbeld te krijgen. Bij een onderhoud dat spr. onlangs met den Minister van Waterstaat had, vroeg deze uit eigen beweging naar de Tolbrug-kwestie en spr. kreeg daarbij den indruk, dat men ook in den Haag gaarne ziet, dat met deze zaak voortgang wordt gemaakt. De heer LIJDSMAX merkt nog op, dat de heer Kor teweg nog geen lid van de Bouwcommissie was toen dit plan door den Directeur werd ingediend. Spr. heeft de be handeling ervan aangehouden tot de heer Korteweg in de commissievergadering was deze heeft er toen echter niets over gezegd. De VOORZITTER constateert, dat het plan door de Bouwcommissie destijds unaniem is goedgekeurd. De heer Korteweg stelt de zaak wel wat te simplicistisch voor. Wat deze wenscht kan veel vertraging brengen. Daar het voorstel van den heer Korteweg niet voldoende blijkt te worden ondersteund, maakt het geen punt van overweging uit en wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 88