8go 30 DECEMBER 1921. te hebben aan de beschikbaarstelling van een gebouw voor de zang- en muziekschool, doch er is de bekende nood van terrein en gebouwen. Voorts brengt spr. hier hulde aan hen, die zich beijveren om de jeugd muzikale kennis bij te brengen. De heer VAN ZWEDEN zegt, dat de opmerking van den heer F e b e r betreffende den muzikalen aanleg der leerlingen juist is, doch hem zijn gevallen bekend van kinderen, welke dien aanleg bezaten en niet tot het voortgezet onderwijs werden toegelaten. De VOORZITTER geeft den heer van Zweden in overweging zich voor die kwestie tot het bestuur der zang en muziekschool te wenden. De heer VAN ZWEDEN verklaart zulks te zullen doen. De heer COHEN onderschrijft de woorden van den heer F e b e r. Art. 8c. Kosten van muziekuitvoeringen. Deze post gaf een der leden aanleiding te herinneren aan de door hem ingediende motie in zake het subsidieeren van kunstvoorstellingen, Hij memoreerde, dat hij en nog meer dere leden van den Raad slechts hunne stem hadden ge geven aan de verhooging der belasting op de openbare ver makelijkheden onder voorbehoud n.l. dat een deel der ver hoogde opbrengst zou worden gebezigd voor het subsidi eeren van vereenigingen of andere instellingen, die zich op het gebied van werkelijke kunst verdienstelijk zouden maken. Bovenbedoelde motie, die algemeene instemming bij den Raad vond, werd op verzoek van Burgemeester en Wet houders in handen van dit College gesteld om prae-advies maar ook dit prae-advies laat nog altijd op zich wachten. Bedoeld lid meende reden te hebben zich hierover ernstig te beklagen en merkte op, dat indien niet zeer spoedig dit prae-advies werd uitgebracht, hij en meerdere leden met hem zouden stemmen voor een door een ander lid in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 890