3o DECEMBER 1921. Art. 1 wordt zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd. Art. 2. Opbrengst van verpachte landerijen Het zal geenszins verwondering baren, dat algemeen met belangstelling werd geïnformeerd naar de plannen van den Belcrumpolder. Betoogd werd, dat het reeds een geweldige schadepost was voor de gemeente dat zoolang met het in exploitatie brengen van dit bezit was gewacht en gevreesd werd, dat in afzienbaren tijd een rendabele exploitatie niet meer mogelijk zou zijn. Gevraagd werd nu onmiddellijk definitieve plannen ten opzichte van den Belcrumpolder in te dienen. Bovendien was het de wensch van vele leden om alle verpachtingen van landerijen publiekelijk te doen geschieden. De huuropbrengst der verpachte panden werd algemeen te laag geacht en verzocht werd dure huren zoo spoedig mogelijk te herzien. Hierbij werd ook ter sprake gebracht het feit, dat een pachter van dezen gemeentegrond dezen grond weer onderverhuurde aan voetbalvereenigingen en anderen en eene opbrengst daaruit haalde, die ontoelaatbaar moest worden geacht. Antwoord De verpachting dezer landerijen geschiedt zooveel mogelijk in het openbaar. In de verpachtingsvoorwaarden is opgenomen een clausule om onderverhuur te voorkomen. De heer HAALMAN brengt nogmaals de exploitatie van den Belcrumpolder ter sprake. Spr. vraagt of er daar omtrent nog geen beslissing is genomen en of er nog geen plan bekend is. Ook is het College niet ingegaan op zijn gisteren aangegeven denkbeeld omtrent beschikbaarstelling van den Belcrumpolder aan het Rijk voor militaire doeleinden in ruil voor militaire terreinen en gebouwen thans bij het Rijk in gebruik.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 901