30 DECEMBER 1921. 903 bouwvergunning was verkregen, Burgemeester en Wethouders dan eene kwijtschelding van opstalrente niet billijk achtten. Antwoord Deze zaak is bij ons College in overweging. De heer KORTEWEG vraagt of deze post niet kan wor den geschrapt. De VOORZITTER zegt, dat dit een post is, waar niets aan te doen valt. Mogelijk ware het contract te wijzigen, doch dan dient eerst een voorstel daartoe aan den Raad te worden gedaan. De heer KORTEWEG vraagt, hoe het staat met de bouw- premies van „de Baronie". De VOORZITTER zet de zaak nader uiteen en deelt mede, dat het Rijk die premies wil verminderen. De post wordt daaróp zonder hoofdelijke stem- ming goedgekeurd. Hoofdstuk III. Afdeeling I. Art. 4. Heffing voor het gebruik van openbare gronden en wateren. Een der leden vroeg of door de zoogenaamde aardappe- lenschippers wel voldoende werd betaald voor het gebruik der openbare straat, temeer waar deze zeer ernstige concur rentie teweeg brachten voor tal van winkeliers waartegen over echter door andere leden werd opgemerkt, dat die concurrentie een belang was der burgerij en het niet raad zaam was deze tegen te werken. Een ander lid meende, dat deze post moest worden teruggebracht tot f 725.zijnde ongeveer de opbrengst in 1920. Hij vond het niet raadzaam,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 903