27 JANUARI 1921. 9
De heer HAALMAN zegt met bevreemding dit stuk te
hebben ingezien, omdat het voornaamste ontbreektDe
raadsleden kunnen n 1. niet kennis nemen van de door Ge
deputeerde Staten vastgestelde regeling. Spr. vraagt of de
Voorzitter dit geheim misschien kan openbaren.
De VOORZITTER deelt mede, dat door de Kroon be
zwaren zijn gemaakt tegen de door Gedeputeerde Staten
ingediende regeling en dat in deze kwestie nog geen beslis
sing is genomen. Spr. heeft Zaterdag j.l. in den Haag naar
den toestand geïnformeerd en vernomen, dat het noodig
gevonden was om de zaak in handen te stellen van de
commissie in zake de rechtspositie van ambtenaren onder
het Ministerie van Justitie ressorteerend, waarop spr. de op
merking niet kon weerhouden, dat het soms den schijn
heeft of ambtenaren e.a. de dupe worden van de commissie te
hunner behoeve ingesteld. Men heeft spr. echter verzekerd,
dat men den meest mogelijken spoed zou betrachten.
De heer CERUTTI wijst er op, dat het toch niets zou
geven, wanneer men wist wat Gedeputeerde Staten hebben
voorgesteld, daar de Kroon alleen beslist. Juist dat lange
wachten doet spr. vreezen, dat aan de regeling weer zal
worden getornd. De Raad heeft helaas in deze geen zeggen
schap, de Kroon hecht toch geen waarde aan diens advies
men lacht er om.
De VOORZITTER vindt die laatste uitdrukking van den
heer C e r u 11 i weinig gelukkig.
De heer CERUTTI wenscht ze echter te handhaven, daar
hij het in deze de juiste uitdrukking acht.
De VOORZITTER stelt alsnu voor, dit stuk voor kennis
geving aan te nemen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.