2o MAART 1922.
"3
Resumeerende hebben wij de eer U voor te stellen con
form de hiernevensgaande ontwerp-besluiten
a. aan alle aangeslagenen in de plaatselijke inkomsten
belasting over het belastingjaar 1921/22 te restitueeren
30 van hun aanslag in die belasting en
b. in verband daarmede te wijzigen de begrooting voor
den dienst 1921.
Het vorenstaande moge mede dienen als prae-advies op
de desbetreffende daartoe in onze handen gestelde motie van
den heer Haaiman".
De heer FEBER zegt, dat deze zaak zeer terecht de be
langstelling heeft gewekt van publiek en pers. Spr. heeft
een artikel gelezen, waarin de meening werd verkondigd,
dat niet het geheele College van Burgemeester en Wethou
ders voor de begane vergissing aansprakelijk kan worden
gesteld. Spr. acht een zoodanige opvatting in strijd met de
wet, welke de collectieve verantwoordelijkheid van Burge
meester en Wethouders uitdrukkelijk vaststelt. Bovendien is
het de vraag of hier wel sprake kan zijn van aansprakelijk
heid. Het geval is eenvoudig te beschouwen als een gevolg
van een samenloop van omstandigheden. Stonden wij ditmaal
bij de vaststelling van den vermenigvuldigingsfactor niet vóór
tal van nieuwe moeilijkheden Was het niet de eerste maal,
dat de plaatselijke inkomstenbelasting door den Rijksfiscus
zou worden geïndwas het niet de eerste maal, dat zulks
geschiedde volgens de verhoogde progressieve schaalde
eerste maal, dat daarbij rekening werd gehouden met den
kinderaftrek en ten slotte ook de eerste maal na de algemeen
ingetreden malaise Daarenboven liet de Inspecteur der Rijks
directe belastingen zich aanvankelijk zeer pessimistisch uit.
Een en ander heeft dit geval in de hand gewerktmen
heeft zich geheel te goeder trouw vergist. En niet alleen
hier, doch ook te Deventer, Ede, TilburgGinneken en te
Amsterdamwaar de opbrengst zelfs 85 in plaats van 52
millioen bedraagtDe oorzaak hiervan is in de eerste plaats
zooals reeds gezegd een samenloop van omstandig-