120
2o MAART 1922.
stuk VIII, afd. III, art. 13 der Uitgaven, welke post door
Uwen Raad op de begrooting is gebracht met de bedoeling
daaruit te betalen een half jaar salaris aan den voormaligen
directeur van het met ingang van 1 Januari 1921 opgeheven
Stedelijk Muziekkorps. Wij zullen gaarne bij dezen post
eenige toelichting welke uit den aard der zaak in de
Memorie van Toelichting niet wordt gevonden ontvangen."
Spr. heeft met een gevoel van onbehaaglijkheid daarvan
kennis genomen. Burgemeester en Wethouders hebben z.i.
door in het bijzonder de aandacht van Gedeputeerde Staten
op dien post te vestigen willen zeggen Probeer jelui eens
of je er iets op kunt vinden, waardoor die post kan worden
geschrapt. De heer H o r n i x heeft laatst het College het
gebruiken van kunstgrepen aangewreven. Ziehier, een zoo
danige kunstgreep Spr. wil echter de handelwijze van Bur
gemeester en Wethouders in deze laf noemen. Dit is geen
flinke houding. Indien Burgemeester en Wethouders het niet
met dat raadsbesluit eens waren, dan hadden zij royaal weg
de vernietiging daarvan moeten aanvragen. Bovendien is door
den Raad niet besloten om den heer Kriens een half
jaar salaris te geven, maar om hem nog een half jaar in
functie te houden, opdat hij zou kunnen profiteeren van de
gunstige bepalingen der nieuwe Pensioenwet. Spr. hoopt
tergelegenertijd, wanneer deze zaak hier nogmaals aan de
orde mocht komen, tegen een eventueel besluit van Gede
puteerde Staten in beroep te komen. Het gaat hier om het
prestige van den Raad.
De VOORZITTER merkt op, dat Burgemeester en Wet
houders in hun correspondentie met Gedeputeerde Staten
geheel vrij zijn. Bovendien is het niet in het geheim ge
schied. Deze handelwijze is dan ook niet laf. Burgemeester
en Wethouders vonden het wenschelijk Gedeputeerde Staten
op dit kleine onderdeel der begrooting te wijzen, daar dezen
het anders wellicht over het hoofd zouden hebben gezien
en Burgemeester en Wethouders daarvan later misschien een