122
20 MAART 1922.
„In Uwe vergadering van 9 December j.l. kwam ter tafel
het hierbijteruggaand adres van het Bestuur van het Genoot
schap tot Opvoeding, gevestigd te Roosendaal, verzoekende
om, overeenkomstig art. 25, 2de lid, der Nijverheidsonderwijs
wet de noodzakelijkheid te willen uitspreken van de oprich
ting en instandhouding eener huishoudschool voor meisjes,
gevestigd in het Liefdegesticht aan de Nieuwstraat alhier.
Tot toelichting van dit adres moge het volgende onder
Uwe aandacht worden gebracht.
Art. 25 van de Nijverheidsonderwijswet, zooals dat is ge
wijzigd bij de wet van 22 December 1921 (Stbl. No. 1367)
bepaalt o.a., dat de besturen van nijverheidsscholen niet voor
subsidieering van rijkswege in aanmerking kunnen komen,
zoolang de gemeenteraad niet heeft beslist, dat de oprichting
en instandhouding van zoodanige school noodzakelijk wordt
geacht. Dit besluit behoeft bovendien de goedkeuring van
den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Zooals U bekend is, bestaan in deze gemeente twee bij
zondere huishoudscholen, welke van gemeentewege worden
gesubsidieerd en die ook reeds van rijkswege subsidie ont
vangen, n.l. de school in de Sophiastraat en die in de pa
rochie van de H. Barbara in de Leuvenaarstraat.
Deze scholen kunnen alzoo geacht worden reeds van ge
meentewege te zijn erkend en noodzakelijk geoordeeld.
Eene zoodanige erkenning wordt thans ook gevraagd ten
behoeve van de huishoudschool in het Liefdegesticht in de
Nieuwstraat, welke, naar ons gebleken is, tevens zal worden
dienstbaar gemaakt voor opleiding van leeraressen bij het
huishoudonderwijs.
Uit verkregen inlichtingen van de Inspectrice voor het
huishoudonderwijs is gebleken, dat deze school, welke reeds
eenigen tijd bestaat, wat de localiteiten betreft, in alle op
zichten aan redelijke eischen voldoeter zijn een voldoend
aantal bevoegde leerkrachten aan verbonden en het aantal
leerlingen is van dien aard, dat het voortbestaan van de
school als verzekerd kan worden beschouwd.