20 MAART 1922. meevallen. De heer H o r n i x en andere sprekers hebben steeds Dongen als uitgangspunt genomen voor hunne be schouwingen. Men moet evenwel niet te gauw een oordeel uitspreken. De VOORZI TTER wijst er op, dat de commissie de zaak breedvoerig heeft onderzochtde cijfers zijn aan den Raad overgelegd. Wanneer daaruit blijkt, dat het moeilijk anders kan, heeft men zich daar wel naar te richten. Men moet eenig vertrouwen stellen in dat onderzoek. De heer HORNIX blijft bij zijne meening, dat hij moet tegenstemmen zoolang geen betere dienstregeling in het uit zicht wordt gesteld. De heer BOGMANS vraagt voor hoelang deze subsidie geldt. De VOORZITTER antwoordt, dat zij voor eens wordt gegeven het betreft een renteloos voorschot. De heer MARTENS vindt, dat wij deze subsidie wel kunnen verleenen. Spr. vraagt of de stoomtram in de richting van Oudenbosch ook subsidie krijgt. De VOORZITTER vindt het beter die kwestie niet aan te roeren Het gaat thans over het bedrag van het te ver leenen voorschot en eventueele voorwaarden. Zou het echter wel billijk zijn daaraan bijzondere voorwaarden als besproken te verbinden De zaak is in den breede bekeken. De heer SCHRAUWEN zegt, dat de lijn OosterhoutBreda waarop de heer C e r u 11 i heeft gewezen, niet noodlijdend is die lijn blijft toch wel bestaan. Het gaat hier juist om het instandhouden van de zijlijntjes. De VOORZITTER komt op tegen die voorstelling van zaken. De lijn is als een geheel te beschouwen en is nood lijdend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 131