20 MAART 1922. 135 De heer COHEN protesteert tegen de opvatting van den V oorzitter over steunverleening. De heer MOLL verklaart, nog steeds op het standpunt te staan, dat de ongeorganiseerden niet in de steunregeling moeten worden betrokken. Op 17 Februari j.l. schrijft de heer Me ij vis in de toelichting op zijn voorstel, dat er hier 190 ongeorganiseerden zijn. Spr. heeft eens een onderzoek ingesteld. En wat is toen gebleken Dat op den dag, waar- op goedkoope cokes voor de werklooze ingezetenen beschik baar werden gesteld, zich 162 ongeorganiseerden bij de Arbeidsbeurs hebben doen inschrijven, waarvan er zich echter 116 weer lieten afschrijven toen de cokesverstrekking op hield Wanneer men een zoodanig gedrag ziet, vraagt men zich afIs het nu inderdaad ernst van den heer M e ij v i s, om menschen, die nu de Arbeidsbeurs geen bedeelings- bureau meer is zich direct weer laten afschrijven, in de steunregeling op te nemen Waar dergelijke menschen er zoo weinig prijs op stellen werk te vinden, daar kunnen wij er niet toe medewerken om hen te steunen. Laten zij zich maar tot de armbesturen wenden De heer VAN ZWEDEN zegt, dat de ongeorganiseerden, die zijn partijgenoot M e ij v i s op het oog heeft, niet de werkloozen zijn, die de heer Moll en anderen bedoelen het zijn niet de parasieten, doch zij, die zich bij een vak organisatie hebben aangesloten, waarbij geen werkloozenkas bestaat, zooals het Spoorwegpersoneel, de gemeen te-werklie den, de beambten bij de Posterijen en de Telegraphie enz. De heer MEIJVIS herinnert er aan, dat hij in de raadsver gadering van 30 Januari j.l. het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot steunverleening aan „uitgetrokken" en „dub- bel-uitgetrokken" werkloozen een hal ven maatregel heeft genoemd. Nu Burgemeester en Wethouders het voorstel- M o 11 hebben overgenomen, zou spr. het een 3/4 maatregel willen noemen. Spr. heeft er toentertijd ook op gewezen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 135