142 20 MAART 1922. gedurende de afgeloopen periode aan hare verplichtingen heeft voldaan, vandaar dat zij zich unanium met het voor nemen van Burgemeester en Wethouders, om deze firma opnieuw de levering te gunnen, kon vereenigen. De heer KORTEWEG is het in zoover eens met den heer Oostvogels, dat als niet bewezen is, dat de laagste inschrijver niet goed is, er dan geen reden is om hem de levering niet te gunnen. Spr. vraagt of de inschrijvers, waar aan de levering niet gegund is, schadeloos worden gesteld. De VOORZITTER Dat is toch in Uw vak ook niet het geval De heer BOGMANS deelt mede, dat er aanmerking op gemaakt is, dat hij als lid van de Tramcommissie bij de proefneming met den motor-tractor niet tegenwoordig is geweest. Spr. stelt er daarom prijs op hier te verklaren, dat hij de uitnoodiging eerstom 12 uur ontving, terwijl de proefrit reeds om 3 uur dien middag plaats vond. De besprekingen omtrent de vragen van den heer Oostvogels zijn hiermede geëindigd. 42. Vragen van het raadslid H. J. H. Hornix aan den Burgemeester, omtrent het optreden der Politie in de Socie- teitslokalen van de Vereeniging „Concordia" gedurende het Carnavalsbal, luidende als volgt „Naar aanleiding van het feit, dat in den nacht van 26 „op 27 Februari 1.1. om 2 uur een politie-macht bestaande „uit 2 adjunct-inspecteurs en een 6-tal agenten een inval „heeft gedaan in de Societeitslokalen van „Concordia", al- „waar door die Vereeniging uitsluitend aan hare leden en „geïntroduceerde vreemdelingen een gemaskerd en gecostu- „meerd bal werd gegeven, en waarbij honderden aanwezigen „met den sterken arm uit het gebouw werden gedreven, heb „ik de eer mij tot UEdelAchtbare te wenden met de volgen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 142